Gemeente van Christus  Houthalen Oost

 

 3.     Het werk van de  Heilige Geest in de bekering (door J.E. Krumrei)

 

Gods Geest is nu net zo betrokken bij het "herscheppingswerk" door het evangelie als Hij was met het scheppingswerk in Genesis. Nadat de mens zijn harmonische relatie met God had verbroken in de hof van Eden door te zondigen, was het steeds nodig dat hij luisterde, naar wat de Heilige Geest te zeggen had over de verzoening met God. Helaas zit het luisteren naar Gods Geest niet in de natuurlijke aard van de mens. Stefanus zei tot zijn toehoorders: "…  gij verzet u altijd tegen de Heilige Geest; gelijk uw vaderen, zo ook gij" Handelingen 7:51. Wij weten dat heel de Godheid nog werkzaam is bij de bekering, want Jezus zei: "Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook" Johannes 5:17), en niet te vergeten is "de vernieuwing van de Heilige Geest" Titus 3:5 v.v. . De God van hemel, aarde, mensen en alles wat goed is, heeft zich te allen tijde geopenbaard aan zijn hoogste schepping op aarde – de mensheid. De Bijbel steunt de deïsme noch existentialisme, maar integendeel, heeft God altijd direct of indirect tot de mens gesproken (Genesis 3:9 v.v.; Hebreeën 1:1-2). Kenmerkend is, dat "nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar door de Heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken" 2 Petrus 2:20-21.

Nu is de vraag: welk actief deel heeft de Heilige Geest in de bekering? In eerste instantie leerde Jezus dat na Zijn hemelvaart Hij de Trooster nl. de Geest der Waarheid zenden zou van de Vader en Hij zou van Jezus getuigen (Johannes 15:26-27). In het volgende hoofdstuk van het Johannes evangelie leren wij dat de Trooster de wereld zou "overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel". Hij zou dat doen omdat de overste van deze wereld is geoordeeld. Bovendien, beloofde Jezus dat de Heilige Geest de apostelen "de weg (zou) wijzen tot de volle waarheid". Aldus waren de apostelen van Jezus uitgerust met wonderbaarlijke inspiratie van de Heilige Geest om de waarheid te verkondigen. In Handelingen twee kunnen wij lezen hoe Petrus (met de elven) deze leiding van de Geest gebruikte en tevens ook Paulus (Handelingen 24:24-25). Wij merken hier op dat God beloofd had zijn Geest uit te storten op alle vlees (Matteus 3:11). Op de Joodse feestdag (Pinksteren) kwam de uitstorting van de Heilige Geest op aarde in een nieuwe hoedanigheid en als vervulling van de belofte dat Hij ons niet achter zou laten als wezen (Joël 2:28 v.v.; Johannes 14:18 en Handelingen 2:1-36). Van toen aan zien wij dat de apostelen, vervuld met de Heilige Geest, uitgingen (Handelingen 1:8) , het evangelie verkondigde, en door hun handen geschiedden vele tekenen en wonderen onder het volk (Handelingen 5:12).

Al was en bleef het doen van deze tekenen en wonderen beperkt tot de apostelen (en een aantal andere leden van de gemeente in de eerste eeuw, zie 1 Korintiërs 12: 4-31), toch ná deze uitstorting krijgt iedereen die God gehoorzaam is de inwoning van de Heilige Geest (Handelingen 5:32). De bekering is niet voltooid zonder de wedergeboorte en die handeling houdt het ontvangen van de Geest in. 1 Korintiërs 12:13 vult Johannes 3:3-5 aan en laat ons zien dat wanneer wij ons laten
dopen, de Geest in ons komt wonen en ons deelachtig maakt aan het éne lichaam van Christus, de gemeente (Kolossenzen 1:18). De zinsnede: "want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt" 1 Korintiërs 12:13c, steunt de gedachte niet dat ieder kind van God wonderen door de Geest zou kunnen verrichten; integendeel, allen die de Geest ontvangen hebben, behoren tot het éne lichaam (in dit verband lees opnieuw het artikel "Oorspronkelijk Christendom in de Twintigste Eeuw? door J.S. in de eerste uitgave van Fundament). Verder leert Paulus dat Gods kinderen met de Geest vervuld worden (vgl. Efeziërs 5:18), waardoor zij hun talenten leren te gebruiken voor God en niet in bandeloosheid vervallen. Wat iedere Christen wel moet doen is de vrucht van de Geest dragen, welke is: "liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing" Galaten 5:22-23.

Als wij de werking van de Heilige Geest nagaan in de gevallen van bekering, ontdekken wij dat Hij omstandigheden heeft begeleid om verlorenen in contact te brengen met een evangelist. Het is
opvallend dat de Heilige Geest de weg tot behoud (waaronder de bekering) nooit direct aan een zondaar heeft bekendgemaakt. Neem het geval van de rijksgrote van Candace, beschreven in Handelingen 8, waar zowel een engel des Heren (vers 26) als de Geest (vers 29) tot Philippus, een evangelist, spraken om hem te begeleiden naar deze zoekende zondaar om hem Gods wil beter te leren begrijpen. Denk aan Jezus' belofte "wie zoekt, vindt" en denk aan het feit dat de engel noch de Geest deze kamerling tot bekering bracht. Het was door middel van het gepredikte evangelie door Philippus, die hem de weg tot Christus duidelijk wees. Ook bij de bekering van Lydia (Hand. 16) zien wij dat, na zij het gepredikte woord van Paulus gehoord had, haar hart geopend werd door de Heer. Eigenlijk zijn er geen gevallen in de Bijbel waar een verlorene de evangelieboodschap tot bekering direct van de Heilige Geest of een engel kreeg; dat geschiedde altijd door mensen, die het Woord der waarheid predikten (1 Korintiërs 1:18-25; 2 Korintiërs 4).

De Bijbel is feitelijk een geschenk van God aan de mens, voortgebracht door de Heilige Geest. Hij is Gods geopenbaarde wil aan de mens, en slechts daarin kunnen wij er achter komen wat wij moeten doen om tot bekering te komen. De Heilige Geest maakt Gods Woord levend en krachtig in ons, mits wij geloven (Hebreeën 4:12). Daarom zei Jezus dat het zaad van het Koninkrijk het woord van God is (Lukas 8:11). Dit geschiedt evenals bij een tarwe zaadje dat een levend kiempje in zich moet hebben om nieuw leven voort te kunnen brengen. Bekering betekent een verandering van onze houding t.a.v. een zondig leven om eigendom van God te worden. Jezus leert dat wij  ons moeten bekeren en het Koninkrijk als een kind aanvaarden, "want voor zodanigen is het Koninkrijk der hemelen" (Markus 10:13-16). Hij zei tot Nicodemus: "tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan" Johannes 3:5. Voorafgaand aan de bekering moet er een persoonlijk geloof zijn en dat kan slechts komen "door het horen van het woord van Christus" (Romeinen 10:17). Op dit punt echter is het belangrijk te vermelden dat een verstandig geloven, noch volledige kennis, voldoende is om God welgevallig te zijn. Het hart speelt bij de bekering een noodzakelijke rol, zoals Paulus zegt "want met het hart gelooft men tot gerechtigheid" (Romeinen 10:8-10). Bijbelse bekering houdt dan ook in God liefhebben boven allen en alles en ook het vertrouwen stellen in Jezus als de Verlosser. Nicodemus is een treffend voorbeeld hiervan. Hij wist
dat Jezus van God afkomstig was "want niemand kan die tekenen doen, welke Gij doet, tenzij God met Hem is" Johannes 3:2. Jezus ging er niet op in over Zichzelf te spreken, maar antwoordde hem dat hij meer moest doen dan weten wie Hij was. Jezus zei tot tweemaal toe dat Nicodemus herboren moest worden, doelende op een totale overgave aan God (Johannes 3:7; Galaten 2:20). Jezus haalde de woorden van Jesaja aan (Matteus 13:14-15) om duidelijk te laten zien dat, tenzij wij ons hart aan God geven, het niet goed gaat met ons geloofsleven. Ook in Matteus 22: 36-37 treedt naar voren dat hart, ziel en verstand nodig zijn wanneer iemand zich aan God overgeeft. Ook de geschiedenis van de bekering van de 3000 op Pinksterdag is nog een voorbeeld hiervan. De schare hoorde het evangelie door Petrus (en de elven) en 3000 vroegen wat zij moesten doen (om vergeving van hun zonden te krijgen). Als antwoord hoorden zij: "Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot, vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des Heilige Geestes ontvangen" Handelingen 2:37 v.v. . Degenen, die het woord aanvaardden, lieten zich dopen en op die dag werden zij toegevoegd aan de gemeente en ontvingen de gave van de Heilige Geest als onderpand van hun erfenis (zie ook Efeziërs 1:13-14).

In een opsomming van deze materie zien wij dat God ons op een wonderbaarlijke wijze voorzien heeft van de Bijbel. Gods woord is levend, want Gods Geest werkt daardoor om een ieder die gelooft tot bekering te brengen. Daar er bij God geen aanziens des persoons is, kan iedereen (OOK U) door het geschreven Woord (Johannes 6:63; 12:48) Gods wil leren om zich te bekeren. De weg naar God toe vraagt ons onze liefde tot Hem te tonen, omdat Hij zulk een grote liefde daad bewees door het vervangende offer van zijn zondeloze Zoon om ons zondige mensen met Hem te verzoenen. Dit gebeurt door geloof in Jezus als Gods eniggeboren Zoon en dit te belijden dat wij ons bekeerd hebben en ons te laten dopen (onderdompelen) in de naam van Jezus Christus tot vergeving van onze zonden. Na de weg tot Christus gevonden te hebben en bekeerd te zijn, voegt de Heer ons toe aan zijn gemeente en zijn wij "bekeerden van Christus" in de ware zin van het Woord.

Kom tot uw Heiland, toef langer niet,
kom nu tot Hem, die redding u biedt;
die ook voor u de hemel verliet,
hoor naar Zijn roepstem: Kom!

  

Vorige