Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Wat zegt de Bijbel over:

‘de Gemeente van Christus’ (door W.J. Richardson)

 

6.     De Gemeente: gezag en organisatie

Jezus heeft één universele gemeente gesticht: “en op deze petra zal ik mijn gemeente bouwen" (Matteus 16:18). Hij is het hoofd van één geestelijk lichaam: „En Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente" Kolossenzen 1:18,24. Hij is voor één gemeente gestorven: ,,Evenals Christus Zijn gemeente heeft liefgehad en zich voor haar overgegeven heeft" Efeziërs 5:25. De universele gemeente (kerk) heeft geen centrale organisatie. Men vindt geen hoofdkwartier, geen president, geen moederkerk, geen paus, geen synode of raad in de beschrijving van de gemeente in het Nieuwe

Testament. Deze vormen van regering bestaan buiten het gezag van Christus. Wij moeten een onderscheid zien te maken tussen de instellingen van mensen en de oorspronkelijke gemeente van Christus. In het Nieuwe Testament vinden wij de enige vorm van organisatie in de plaatselijke gemeente.

Oudsten en Diakenen

In de gemeente te Jeruzalem werden zeven mannen gekozen en aangesteld om de leiding te nemen in verband met de dagelijkse verzorging voor de weduwen (Handelingen 6:1-7). Oudsten werden in vele gemeenten door Paulus en Barnabas aangewezen (Handelingen 14:23). Paulus liet de oudsten (ouderlingen) van de gemeente te Eteze naar Milete komen om met hem te praten (Handelingen 20:17). Hij maant ze aan: “Ziet dan toe op uzelf en op de gehele kudde, waarover de Heilige Geest u tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden die Hij Zich door het bloed van zijn Eigene verworven heeft" Handelingen 20:28. Wij zien hier, dat het aanstellen van oudsten in de plaatselijke gemeente de leiding van de Heilige Geest heeft. Deze mannen worden „opzieners" genoemd en hebben als taak het weiden van de gemeente - in dit geval de gemeente te Efeze. Er bestond een meervoud van oudsten in de plaatselijke gemeente. Er was geen sprake van een hoofdbisschop of een hoofdouderling.

Er waren ,,opzieners en diakenen" in de gemeente te Filippi (Filippenzen 1:1). Let op de volgende feiten: 1) één gemeente - de gemeente te Filippi; 2) meer dan één opziener en meer dan één diaken voor die ene gemeente; 3) geen sprake van een priester, pastoor, hoofdbisschop, dominee of iemand anders in de gemeente, die gezag boven de anderen mocht uitoefenen.

Lees a.u.b. 1 Timoteus 3:1-13

Deze tekst leert ons, dat het opzienersambt een voortreffelijke taak is en vertelt ons wat voor mannen mogen dienen als opzieners. Een opziener moet onbesproken zijn, de man van één vrouw, nuchter, bezadigd, beschaafd, gastvrij, bekwaam om te onderwijzen, niet aan de wijn verslaafd, niet opvliegend, maar vriendelijk, niet strijdlustig of geldzuchtig, een goede bestierder van zijn eigen huis, die met alle waardigheid zijn kinderen onder tucht houdt, niet een pasbekeerde en hij moet gunstig bekend zijn bij de buitenstaanders. Niemand kan op basis van het gezag van Christus zonder deze karaktereigenschappen aangesteld worden. Het zou verkeerd zijn om mensen onder de volgende omstandigheden aan te stellen: 1) vrouwen; 2) ongehuwde mannen; 3) broeders, die pas bekeerd zijn; 4) broeders, die niet gegrond zijn in de Schriften; 5) broeders wiens karakter niet onberispelijk is.

Er is geen sprake van een plaatselijke gemeente, die onder het gezag van slechts één mens staat ouderling, bisschop, priester of wie dan ook. De eigenschappen van de diakenen worden ook in deze tekst aangegeven.

Titus- een evangelist - moest oudsten aanstellen in alle steden (Titus 1:5-9). Oudsten worden hier ook opzieners genoemd. Zij moeten in staat zijn “te vermanen op grond van de gezonde leer en de tegensprekers te weerleggen". Wij moeten onze voorgangers gehoorzamen, want zij waken over onze zielen (Hebreeën 13:7,17). In het licht van wat wij al geleerd hebben, mogen wij aannemen, dat de voorgangers de oudsten zijn. Petrus vermaant de oudsten de kudde Gods te hoeden (1 Petrus 5:1-4).

Dit is het goddelijke plan voor de organisatie van de gemeente. Elk plaatselijke gemeente is onafhankelijk van elk andere plaatselijke gemeente, Er bestond in de tijd van de apostelen geen centrale organisatie. Jezus heerste door Zijn woord, dat door de apostelen en profeten geopenbaard werd. Het bestuur van zijn gemeente plaatste Jezus in de handen van een meervoudigheid van oudsten in elke plaatselijke gemeente, Het plan voor de gemeente ontstond bij God (Efeziërs 3:10-11). De gemeente werd volgens dat plan door Christus opgericht. Zij is door de Heilige Geest in de Bijbel beschreven. Gods plan voor de organisatie van de gemeente wordt duidelijk geopenbaard in het Nieuwe Testament.

VRAGEN

1. Hoeveel gemeenten heeft Jezus gesticht?

2. Hoeveel geestelijke lichamen heeft Hij?

3. Voor hoeveel gemeenten is Hij gestorven?

4. Heeft de universele gemeente een centrale organisatie?

5. Is het u duidelijk, dat er een groot verschil bestaat tussen de kerken van heden en de gemeente, die wij in het Nieuwe Testament zien?

6. Wat was het werk van de ouderlingen?

7. Werden ouderlingen en diakenen aangesteld in alle gemeenten?

8. Denkt u, dat de mens in staat is met een beter plan voor de dag te komen dan het goddelijke plan voor het besturen en de organisatie van zijn gemeente?

  

Vorige