Gemeente van Christus  Houthalen Oost

De eerste christenen en de taak van de gemeente

In deze les:

I Bijbelse leringen over de gemeente.
II Wat is de taak van de gemeente.
III Enkele dingen die gemeente verondersteld werd niet te doen.

Introductie:
    1. Er is veel verwarring over de taak van de gemeente. Vele denominaties hebben zich ingelaten met de meest uiteenlopende dingen. Omdat mensen leren door te observeren, groeien velen op in de gedachte dat de gemeente al die dingen moet doen, die ze andere gemeenten zien doen.
    2. In deze les willen we stilstaan bij de gedachten van de eerste christenen over de taak van de gemeente en we willen ook kijken naar enkele misbruiken van de gemeente die door mensen zijn ingevoerd.

I Bijbelse leringen over de gemeente

  
A De gemeente was voorzien in Gods eeuwig voornemen (Efeziërs 3:8-11).
            1. De gemeente is de ware tabernakel door God gebouwd (Hebreeën 8:2).
                    a) De tabernakel en de tempel, gebouwd onder het oude verbond, waren een afbeelding van de ware tabernakel (Hebreeën 8:5).
                    b) De tabernakel was gebouwd volgens een partroon door God gegeven (Exodus 25:9,40; 26:30). Mozes en Israel volgden Gods plan (Exodus 39:42-43; 40:16).
            2. God gaf aan David een patroon dat hij moest volgen voor het bouwen van de tempel (1 Kronieken 28:19). David maakte de voorbereidingen voor de bouw van de tempel, die later door Salomo werd gebouwd. God aanvaardde hun werk (2 Kronieken 7:1-4).   
            3. Het nieuwe testament dient als ons patroon voor de gemeente (2 Timoteus 3:16-17). Als we Gods instructies volgen mbt de naam, organisatie, aanbidding, werk, en de wijze van toetreding, dan hebben we dezelfde gemeente waarover we lezen in het nieuwe testament.
    
B De gemeente is een geestelijk huis (1 Petrus 2:5). Het bestaat uit mensen die behouden zijn.
            1. De gemeente wordt beschreven als een tempel waarin de Geest Gods woont (1 Korintiërs 3:16). Het is een plaats van geestelijke aanbidding.
            2. Het Koninkrijk (de gemeente) van Christus is van geestelijke aard (Johannes 18:36). Alles wat de gemeente behoort te doen heeft te maken met het geestelijke.


II Wat is de taak van de gemeente

     A Het is om te voorzien in een éénheid/gemeenschap (geestelijk delen) voor hen die behouden zijn. Iedere behouden mens  is een lid van de gemeente (Handelingen 2:47).
            1. De gemeente is het lichaam van de geredden (Efeziërs 5:23).
            2. We zijn geroepen tot gemeenschap met Jezus Christus (1 Korintiërs 1:9).
            3. We moeten gemeenschap hebben met allen die het evangelie gehoorzamen (1 Johannes 1:1-3; 6-7).
    
B Het is om God te aanbidden.
            1. De eerste christenen in Jeruzalem volhardden in de gemeenschap, het breken van het brood en in de gebeden (Handelingen 2:42).
            2. Christenen behoren geestelijke offers te brengen aan God (1 Petrus 2:5; vgl Hebreeën 13:15-16).
            3. Nieuwtestamentische gemeenten kwamen samen op de eerste dag van de week om het avondmaal te gedenken (Handelingen 20:7).
    
C Het is om het evangelie te verkondigen en om zichzelf op te bouwen.
            1. Jezus beval de apostelen om het evangelie in de hele wereld te verkondigen (Markus 16:15-16; Matteus 28:18-20).
            2. Het boek handelingen en de nieuwtestamentische brieven zijn vol met voorbeelden van de apostelen en van de gemeenten die het evangelie verkondigen en bijstaan in de prediking (Handelingen 11:22-23; 13:1-4; Filippenzen 4:15-16; 1 Tessalonissenzen 1:8; 2 Korintiërs 11:8).
            3. De gemeente sticht (opbouwen) zichzelf door de prediking en door het werk en de aanbidding te doen die God heeft bevolen (Efeziërs 4:14-16). Veel van het werk van een evangelist is hierop gericht (lees 1 Timoteus, 2 Timoteus en Titus).
    
D De plaatselijke gemeente behoort zich toe te leggen op goede werken in een beperkte mate.
            1. De eerste gelovigen  in Jeruzalem verkochten hun eigendommen en bezittingen om de opbrengst te delen met de behoeftigen (Handelingen 2:44-45; 4:32-34). Er was onder hen niemand die behoeftig was (4:34).
            2. Toen de weduwen werden verwaarloosd, deden de discipelen in Jeruzalem extra inspanningen om dit recht te zetten (Handelingen 6:1-6).
            3. De gemeente behoort voor de werkelijke weduwen te zorgen (1 Timoteus 5:16).
            4. Toen tijdens de regering van Claudius een hongersnood de broeders in Judea trof, besloten de broeders uit Antiochië een bijdrage tot hen te zenden om hen te ondersteunen (Handelingen 11:27-30). Ze zonden dit geld naar de oudsten door Paulus en Barnabbas.
            5. Enkele jaren later deden de gemeenten in Macedonië en Achaje een bijdrage voor de armen onder de heiligen in Jeruzalem (Romeinen 15:25-26; 2 Korintiërs 8-9).

III Enkele dingen die gemeente verondersteld werd niet te doen

    A Ontspanning. De oefening van het lichaam is van weinig nut (1 Timoteus 4:8), nergens wordt de gemeente bevolen zich hiermee bezig te houden. Veel gemeenten die zeggen Christus toe te behoren hebben een voetbal/volleybalteam, sportgelegenheden, sponsorfeestjes, parties, ... .
   
B Sociale activiteiten. Rusthuizen, counseling voor psychologische problemen, ... Het zijn op zich goede werken, maar het is niet de taak van de gemeente.
   
C Hulp voor de wereld. Hospitalen, vaak ingevoerd in buitenlandse evangelie missies.
   
D Zakendoen. Het verhuren van parkings, gebouwen, appartementen voor senioren, ... .
  
 E Gewoon onderwijs. Scholen en colleges zijn instituten door mensen ingesteld en zijn geen taak van de gemeente.
   
F Politiek. We hebben zeker het recht om ons uit te spreken over morele zaken, maar de politiek is niet iets waar de gemeente zich mee bezig houdt.        

Conclusie

1.
Als de gemeente doet wat God wil dat ze doet, dan zal ze gezegend zijn.
2. Zadel de gemeente niet op met verantwoordelijkheden die God haar nooit heeft gegeven. De gemeente kan niet gezegend worden op deze gebieden.
3. De gemeente van Christus kan op dit vlak niet concurreren met denominaties, ze hebben teveel ervaring in deze dingen, tot hun eigen oordeel.
4. In de verkondiging van het evangelie is er geen concurrentie. Lees Filippenzen 1:15-18.
5. Laat de gemeente de gemeente zijn.

 
 

Vorige