Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Daniël (3)

Het gouden beeld van Nebukadnessar (3:1-7)

Koning Nebukadnessar maakte een gouden beeld, waarvan de hoogte zestig en de breedte zes el bedroeg; hij stelde het op in de vlakte Dura in het gewest Babel. En koning Nebukadnessar liet de stadhouders, de oversten, de landvoogden, de staatsraden, de schatbewaarders, de rechters, de bewindvoerders, ja alle bestuurders der gewesten bijeenroepen, om de inwijding bij te wonen van het beeld, dat koning Nebukadnessar had opgericht. Toen kwamen de stadhouders, de oversten, de landvoogden, de staatsraden, de schatbewaarders, de rechters, de bewindvoerders, ja alle bestuurders der gewesten bijeen voor de inwijding van het beeld dat koning Nebukadnessar had opgericht, en zij stelden zich op voor het beeld dat Nebukadnessar had opgericht. En een heraut riep met luider stem: Aldus wordt u bevolen, gij volken, natien en talen: zodra gij hoort het geluid van hoorn, fluit, citer, luit, harp, doedelzak en allerlei soort van muziekinstrumenten, zult gij u ter aarde werpen en het gouden beeld aanbidden, dat koning Nebukadnessar heeft opgericht; en ieder die zich niet ter aarde werpt en aanbidt, zal ogenblikkelijk in de brandende vuuroven geworpen worden. Derhalve wierpen alle volken, natien en tongen zich ter aarde, zodra zij het geluid van hoorn, fluit, citer, luit, harp en allerlei soort van muziekinstrumenten hoorden, en aanbaden het gouden beeld dat koning Nebukadnessar had opgericht” Daniël 3:1-7.

De erkenning van Nebukadnessar dat Daniëls God de God der goden was en de Heer der koningen (Daniël 2:47) had hem er niet toe aangezet om zich te bekeren van zijn polytheïsme. Integendeel, hij maakte een gouden beeld wel 30 meter hoog en 3 meter breed (1 el is ongeveer 50 cm). Of het beeld van zuiver goud was gemaakt of belegd werd met goud is iets wat we niet weten. De koning liet alle invloedrijken van het land komen om de inwijding van het beeld bij te wonen. Toen zij daar voor het beeld stonden riep een heraut dat op het horen van de muziekinstrumenten iedereen zich ter aarde moest werpen om het gouden beeld te aanbidden. Iedereen die dat niet deed zou in de brandende vuuroven worden geworpen. Nebukadnessar was een heerser die geen tegenspraak duldde, want iedereen die niet wilde doen wat hij zei, werd gedood (vgl Daniël 2:5).

Sadrak, Mesak en Abednego aanbidden het beeld niet (3:8-18)

Terzelfder tijd traden Chaldeeuwse mannen met een beschuldiging dienaangaande tegen de Judeeers naar voren. Zij namen het woord en zeiden tot koning Nebukadnessar: O koning, leef in eeuwigheid! Gij, o koning, hebt bevel gegeven, dat iedereen die het geluid hoort van hoorn, fluit, citer, luit, harp, doedelzak en allerlei soort van muziekinstrumenten, zich ter aarde werpen zal en het gouden beeld aanbidden, en dat ieder die zich niet ter aarde nederwerpt en aanbidt, in de brandende vuuroven zal geworpen worden. Er zijn Judeese mannen, aan wie gij het bestuur van het gewest Babel hebt opgedragen: Sadrak, Mesak en Abednego; deze mannen hebben zich aan u, o koning, niet gestoord: uw goden vereren zij niet, en het gouden beeld dat gij hebt opgericht, aanbidden zij niet” Daniël 3:8-12.

Maar toen iedereen zich neerknielde voor het beeld, waren er drie mannen die niet meededen met de rest. Sadrak, Mesak en Abednego knielden zich niet neer voor het beeld. Wat een schouwspel moet dat wel niet geweest zijn. Denk aan de sociale druk die er op hen was. Denk eens aan hoe ze zichzelf zouden kunnen hebben overtuigen om toch te buigen voor het beeld. ‘We zullen buigen voor het beeld, maar we aanbidden het niet want er is maar één God’ of ‘we zullen het deze ene keer doen en daarna niet meer’ of ‘we doen alsof we iets aan onze voeten hebben’ of … . Nee, deze gelovige mannen proberen geen uitvluchten te zoeken om hun geweten te sussen om niet te worden gedood. Nee, ze doen wat juist is en dat is niet meedoen met zonde.

De Chaldeeën, die eerder niet in staat waren om Nebukadnessars droom uit te leggen (Daniel 2:2-12), zagen het en gingen deze mannen aanklagen bij de koning. Ze zullen zeker afgunstig zijn geweest op Daniël en op zijn drie vrienden, die door de koning waren bekleed met eer en macht nadat Daniël de droom had verklaard (Daniël 2:48-49). Ze zijn maar al te vlug om de koning te herinneren aan zijn bevel dat iedereen die het beeld niet aanbidt, in de brandende over zal geworpen worden. Ze laten de koning weten dat Sadrak, Mesak en Abednego geen rekening hielden met zijn gebod. Ze vereren niet zijn goden en aanbidden het gouden beeld niet.

Het valt op dat Daniël niet wordt vermeld in het verhaal. Het kan zijn dat hij omwille van zijn hoge positie niet aanwezig moest zijn of dat hij uit het gebied was. Het kan ook zijn dat de aanklagers van Sadrak, Mesak en Abednego het niet aandurfden om Daniël aan te klagen. Hoe dan ook, gezien Daniëls morele karakter mogen we er vanuit gaan dat Daniël niet zou hebben gezondigd.

Daarop gebood Nebukadnessar in toorn en grimmigheid Sadrak, Mesak en Abednego te halen. Toen die mannen voor de koning gebracht waren, nam Nebukadnessar het woord en zeide tot hen: Is het met opzet, Sadrak, Mesak en Abednego, dat gij mijn goden niet vereert en het gouden beeld dat ik heb opgericht, niet wilt aanbidden? Nu dan, indien gij bereid zijt, zodra gij het geluid van hoorn, fluit, citer, luit, harp, doedelzak en allerlei soort van muziekinstrumenten hoort, u ter aarde te werpen en het beeld te aanbidden, dat ik gemaakt heb—maar indien gij niet aanbidt, zult gij ogenblikkelijk in de brandende vuuroven geworpen worden; en wie is de god, die u uit mijn hand zou kunnen bevrijden? Toen antwoordden Sadrak, Mesak en Abednego de koning Nebukadnessar: Wij achten het niet nodig u hierop enig antwoord te geven. Indien onze God, die wij vereren, in staat is ons te bevrijden, dan zal Hij ons uit de brandende vuuroven, en uit uw macht, o koning, bevrijden; maar zelfs indien niet, het zij u bekend, o koning, dat wij uw goden niet vereren, en het gouden beeld dat gij hebt opgericht, niet aanbidden” Daniël 3:13-18.

Nebukadnessar is heel kwaad en laat de drie mannen halen. Hij vraagt hen of ze opzettelijk zijn goden niet vereren en het gouden beeld niet willen aanbidden. Hoewel hij zeer toornig is, vraagt hij hen of het waar is waarvan ze worden beschuldigd. Hij geeft hen toch nog een tweede kans. Als ze bereid zijn om zich alsnog neer te buigen voor het beeld dan was het goed, maar anders zouden ze in de brandende vuuroven worden geworpen. Dat Nebukadnessar hen probeerde te intimideren is duidelijk, want hij zegt hen ‘wie is god, die u uit mijn handen zou kunnen redden?’. Maar het was typisch voor koningen die oorlogen wonnen om te denken dat de goden van de landen die zij veroverden, niet in staat waren om hen tegen te houden (vgl 2 Koningen 18:33).

Het antwoord van de drie mannen op de vraag van de koning is ook niet mis te vestaan. Ze vonden het niet nodig om de koning te antwoorden. Niet dat ze onrespectvol waren naar Nebukadnessar, nee ze vertrouwden volledig op God. Het antwoord op de vraag van de koning lag in Gods handen. Zij twijfelden niet aan het feit als God hen wel zou kunnen redden, ze wisten alleen niet als het Gods wil was om hen te redden van het brandende vuur. Als God hen zou redden, dan zal het zo zijn, maar zelfs indien niet, dan zouden ze nog geen reden hebben om de goden van Babel te vereren en het gouden beeld te aanbidden. In leven of dood zouden ze God trouw blijven (vgl Stefanus Handelingen 7:54-60). Ze zouden liever sterven dan te zondigen tegen de Heilige God!

De brandende vuuroven (3:19-27)

Toen werd Nebukadnessar vervuld met gramschap, en zijn gelaatsuitdrukking veranderde tegen Sadrak, Mesak en Abednego; hij antwoordde en gebood, dat men de oven zevenmaal heter zou stoken dan gewoonlijk, en aan enige mannen, van de sterksten uit zijn leger, gaf hij bevel Sadrak, Mesak en Abednego te binden en in de brandende vuuroven te werpen. Toen werden die mannen gebonden, met hun mantels, broeken, mutsen en overige klederen aan, en in de brandende vuuroven geworpen. Omdat nu het bevel des konings streng was en de oven bovenmatig was opgestookt, doodde de vlam van het vuur de mannen die Sadrak, Mesak en Abednego naar boven gebracht hadden. En die drie mannen, Sadrak, Mesak en Abednego, vielen gebonden in de brandende vuuroven” Daniël 3:19-23.

Nebukadnessar kan niet geloven dat deze mannen niet naar hem willen luisteren en dat ze hun God meer vrezen dan hemzelf. Hij werd uitermate boos en beval om de oven zevenmaal heter te stoken dan gewoonlijk. Hij gaf de opdracht om hen te binden en in de oven te  werpen. Sadrak, Mesak en Abednego werden in het vuur geworpen met hun kledij. De mannen echter die hen naar boven brachten werden door de vlam gedood omdat het vuur zo heet was. Gebonden vielen de drie Joden in het de oven.

Toen schrok koning Nebukadnessar en stond ijlings op; hij nam het woord en zeide tot zijn raadsheren: Hebben wij niet drie mannen gebonden in het vuur geworpen? Zij antwoordden de koning: Zeker, o koning. Hij zeide: Zie, ik zie vier mannen vrij wandelen midden in het vuur, en zij hebben geen letsel, en het uiterlijk van de vierde gelijkt op dat van een zoon der goden! Toen trad Nebukadnessar op de deur van de brandende vuuroven toe; hij nam het woord en zeide: Sadrak, Mesak en Abednego, gij dienaars van de allerhoogste God, treedt naar buiten en komt hier! Toen kwamen Sadrak, Mesak en Abednego uit het vuur. En de stadhouders, de oversten, de landvoogden en de raadsheren des konings kwamen bijeen; zij zagen, dat het vuur geen macht had gehad over de lichamen van deze mannen, dat hun hoofdhaar niet was geschroeid, dat hun mantels ongeschonden gebleven waren, ja, dat er zelfs geen brandlucht aan hen gekomen was” Daniël 3:24-27.

Maar toen schrok Nebukadnessar door wat hij zag. Hij vraagt zijn dienaren of het wel klopt dat de drie gebonden in het vuur waren geworpen. Deze bevestigen dat dat inderdaad het geval was. De koning zag immers vier mannen in het vuur rondwandelen. Ze hadden geen letsel. De vierde man had het uiterlijk van een zoon van de goden. Hoewel dit wonder voor velen wordt afgedaan als een fabeltje, is het probleem van zulken niet het wonder maar wel het bestaan van God. Want als we geloven dat God hemel en aarde heeft gemaakt, dan is niets onmogelijk voor hem.

De koning kwam dichterbij, verbaasd door wat hij zag en roept de drie naar buiten. Hij roept hen bij hun naam en bij wat ze zijn, namelijk dienaren van de allerhoogste God. Geen enkele van de goden verdiende deze titel, er was er maar één en dat is de God van Sadrak, Mesak en Abednego. Ze komen uit het vuur en iedereen is verbaasd over het feit dat het vuur geen macht over hen had. Noch hun lichamen, noch hun haren, noch hun kledij was geschonden. Er was zelfs geen brandlucht aan hen gekomen. God had hen niet van het vuur gespaard maar had hen wel voor het vuur bewaard. God was met hen in hun moeiten. God stond hen bij in het vuur. Zij hadden de moed en de toewijding om te staan voor wat goed en rechtvaardig is.

Nebukadnessar looft God (3:28-30)

Nebukadnessar hief aan en zeide: Geloofd zij de God van Sadrak, Mesak en Abednego! Hij heeft zijn engel gezonden en zijn dienaren bevrijd, die zich op Hem hebben verlaten, het bevel des konings hebben overtreden, en hun lichamen prijsgegeven, omdat zij geen enkele god willen vereren of aanbidden dan alleen hun God. Daarom wordt door mij een gebod uitgevaardigd, dat ieder, tot welk volk, tot welke natie of taal hij ook behore, die enig oneerbiedig woord spreekt tegen de God van Sadrak, Mesak en Abednego, in stukken gehouwen en dat zijn huis tot een puinhoop gemaakt zal worden, omdat er geen andere god is, die zo verlossen kan. Toen bewees de koning Sadrak, Mesak en Abednego bijzondere gunst, in het gewest Babel” Daniël 3:28-30.

Daarop begint Nebukadnessar de God die hij eerder nog minachtte, te loven. Het is een God die hij maar beter te vriend kan houden. Hij erkent dat God zijn engel heeft gezonden om zijn dienaren te bevrijden. Zij vertrouwden op hun God ipv het bevel van de koning te gehoorzamen. Ze hebben hun lichamen prijsgegeven omdat ze geen enkele god willen vereren of aanbidden dan alleen hun God. Dit doet Nebukadnessar een gebod uitvaardigen dat iedereen die oneerbiedig spreekt over hun God, in stukken zal worden gehouwen en wiens bezittingen zullen worden vernield. Nebukadnessar erkende dat er geen andere god is die zo verlossen kan. Wat zou jij gedaan hebben? Zou jij een compromis hebben gezocht of zou je hebben gehandeld zoals Sadrak, Mesak en Abednego?

Vorige