Gemeente van Christus  Houthalen Oost

De bergrede (11) / Matteus 6:9-18

In de eerste les zagen we dat Jezus een geestelijk Koninkrijk kwam oprichten. Een Koninkrijk dat niet is gebouwd op materiële welvaart, noch op sociale status of wereldse wijsheid, maar op de heerschappij van Gods Wil in de harten van mensen die zich vrijwillig, volledig en onvoorwaardelijk aan Hem overgeven. Burgers van dat Rijk in de hemelen zijn anders dan de mensen in deze wereld, ze zijn de meest gelukkige en voorspoedige mensen. Het gaat over hen die beseffen dat ze geestelijk bankroet zijn en zich in alle nederigheid met berouw tot God keren. Zij zijn zachtmoedig omdat zij ervoor kiezen om alles in Gods handen te leggen zonder het kwade te vergelden. Zij kennen een overheersend verlangen om enkel zo te leven als het voor God aanvaardbaar is, wat maakt dat zij begaan zijn met het lot van anderen omdat ze beseffen dat God hen barmhartigheid heeft geschonken. Hun harten begeren om zowel in lichaam als geest rein te zijn om God te kunnen zien zoals Hij is. Zij koesteren de vrede die Christus hen geeft en verkondigen Zijn vrede aan hun tijdsgenoten. Zij zijn ook bereid om de smaad, de leugens en het kwaad dat de wereld hen aandoet te verdragen omdat zij daardoor weten dat hun loon in de hemelen groot is. Christenen zijn het zout en het licht der aarde, zij zijn het die de woorden van Jezus gaan uitwerken in elk facet van hun leven.

Wie zijn gerechtigheid doet zoals de Joodse leiders door aalmoezen te geven of in het publiek te gaan bidden om door de mensen opgemerkt te worden hebben geen loon bij God. Zij die dit doen zijn hypocrieten die Gods gerechtigheid gebruiken om zichzelf te verheerlijken. Ze zullen geen gehoor van God krijgen. Ook zij die zoals de heidenen denken verhoord te zullen worden door te bidden met vele repetitieve woorden, zullen niet in de gunst van God komen.

Bidt gij dan aldus

Bidt gij dan aldus: Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd; uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. Geef ons heden ons dagelijks brood; en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren; en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. Want indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven; maar indien gij de mensen niet vergeeft, zal ook uw Vader uw overtredingen niet vergeven” Matteus 6:9-15.

Jezus geeft ons hier geen gebed dat door gelovigen repetitief woord voor woord moet worden afgerammeld. Hoewel sommigen de woorden in dit gebed zo bidden, laat het alleen maar zien dat ze niet hebben begrepen wat Jezus hen heeft willen leren. Er is helemaal geen voordeel bij God te vinden in het herhaaldelijk bidden van het ‘Onze Vader’.

Onze Vader
Jezus leert Zijn discipelen om Zich tot hun hemelse Vader richten. Een gebed waarin Hij centraal staat! God is een Vader voor Zijn kinderen. De kinderen zijn mensen die ervoor gekozen hebben om God als een Vader te erkennen, die Hem aanroepen en aanbidden als hun hemelse Vader. Zij zijn uit God geboren (Johannes 1:12-13) door het evangelie van Jezus (1 Johannes 1:3,22-25). Hoewel God een God voor allen is, is Hij niet een Vader voor allen maar enkel voor hen die daarvoor kiezen door Zijn Wil na te volgen. Het zijn zij die God zijn gaan verheerlijken en danken (vgl Romeinen 1:21; Hebreeën 12:3-10). Dezen kunnen dan ook in alle geloof vrijmoedigheid zeggen “uw naam worde geheiligd; uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde”. Het gebed van de gelovige begint dan ook met het grootmaken van God. ‘Uw naam worde geheiligd’, d.i. God de hoogste en eerste plaats geven in alles.‘Uw Koninkrijk kome’, d.i. de heerschappij van God in de harten in de mensen die zich vrijwillig en volledig aan aan de Zoon onderwerpen (vgl 1 Korintiërs 15:24-28). Mensen die niet hun eigen wil zoeken, maar Gods Wil zoeken (vgl Johannes 5:30) ‘Uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde’, d.i. dat Gods Wil altijd zal geschieden zoals Hij het wil, wanneer Hij het wil en hoe Hij het wil. Het kind van God erkent en weet dat God soeverein is en wil dat Gods heerschappij zichtbaar wordt in deze wereld.

Hoe mooi is het niet om je gebed met God in deze gedachte en met zulke woorden te beginnen. Te vaak beginnen gebeden met ‘ik wil, ik heb, ik …’. Wij falen in ons geloof omdat we God niet op de eerste plaats zetten, wij zondigen omdat we God niet op de eerste plaats zetten, wij komen in allerlei verleidingen en lust omdat we God niet op de eerste plaats zetten, wij vinden materialisme belangrijker omdat we God niet op de eerste plaats zetten, wij zijn zwak omdat we God niet op de eerste plaats zetten, … .

Maar zoals Jezus ons voorgaat is het niet verkeerd om onze noden bij God te brengen nadat we Hem hebben grootgemaakt. “Geef ons heden ons dagelijks brood; en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren; en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze”. We mogen al onze bekommernissen bij God brengen, want Hij zorgt voor Zijn kinderen (1 Petrus 5:7). “Weest in geen ding bezorgd, maar laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God” Filippenzen 4:6.

Dagelijks brood
Wanneer ons hart God volledig en onvoorwaardelijk navolgt, dan mogen we weten dat we de tekorten van ons dagelijks levensonderhoud bij God mogen brengen. Het mag ons verlangen zijn om deze tekorten bij God te brengen. In vertrouwen kunnen we dan kijken naar Gods voorzienigheid voor Israel ten dage dat ze door de woestijn trokken. Veertig jaar lang aten zij van het manna dat God hen gaf (Exodus 16:35) en dronken zij van het water waarin God voorzag (Exodus 17:6). Zij die op deze wijze op God vertrouwen zullen erkennen Hij inderdaad het dagelijks brood geeft, zoals de spreuk zegt “geef mij armoede noch rijkdom, voed mij met het brood, mij toebedeeld; opdat ik, verzadigd zijnde, U niet verloochene en zegge: Wie is de Here? noch ook, verarmd zijnde, stele en mij aan de naam van mijn God vergrijpe” Spreuken 30:8-9. Maar dit gebed is niet weggelegd voor hen die vertrouwen op en smachten naar rijkdommen, noch voor hen die meer willen dan het dagelijks brood. Zijn wij tevreden met dagelijks brood of verlangen wij zo veel meer om gelukkig te kunnen zijn?

Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren
Na gebeden te hebben voor de fysieke mens, leert Jezus ons ook om te bidden voor de geestelijke mens. Hij leert ons om te bidden voor de vergeving van onze zonden (Lukas 11:4). Dit laat ons ook zien dat de strijd met zonde niet stopt wanneer we christen zijn geworden. Tot de dag van ons heengaan zullen we ons moeten beroepen op Gods genade nadat we hebben gezondigd. De mens God vraagt God om de vergeving van zijn zonden omdat hijzelf de zonden vergeeft van hen die tegen hem hebben gezondigd. De gelijkenis van de slechte slaaf in Matteus 18:23-35 leert ons om hen die tegen ons zondigen altijd van harte te vergeven, want indien we dat niet doen zal ook God ons niet vergeven van onze zonden. Na de woorden van ‘het onze Vader’ zegt Jezus immers “Want indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven; maar indien gij de mensen niet vergeeft, zal ook uw Vader uw overtredingen niet vergeven” Matteus 6:14-15. Denk na voordat je je hart bitter en onvergevingsgezind laat worden wanneer je naaste je heeft verongelijkt. Jouw vergeving hangt af van jouw vergevingsgezindheid.

Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze
De vergeving van zonden waarvoor we bij God pleiten, worden veroorzaakt door de verleidingen van de duivel (Efeziërs 6:11) en mensen die naar hun eigen begeerten wandelen (2 Petrus 3:3). Het is niet de bedoeling van Gods genade dat we steeds weer opnieuw om dezelfde zonde vergeving moeten vragen en krijgen, maar dat we binnenuit worden veranderd en deze zonden achter ons laten (Efeziërs 2:2; Kolossenzen 3:7). Verzoekingen kunnen komen van God (Jakobus 1:2) wanneer Hij ons een moeilijk gebod geeft (Hebreeën 11:17) of wanneer het volgen van Zijn wegen vervolging door goddelozen met zich meebrengt (1 Petrus 1:6-7; 4:12) of wanneer God satan bepaalde ruimte geeft om Zijn kinderen te pijnigen (2 Korintiërs 12:7). God zal ons echter nooit tot zonde verzoeken (Jakobus 1:12-15), de verleiding tot zonde komt van de duivel en onze eigen begeerte.

Maar waarom moeten we dan tot God bidden om ons niet in verzoeking te leiden? Wel, omdat God de godvruchtigen uit de verzoekingen weet te verlossen (2 Petrus 2:9). We moeten tot God bidden dat hij ons zal bewaren van verzoekingen die ons zullen doen afdwalen. Dit gebed is niet mogelijk voor de mens die zelf geen moeite doet om uit de verleiding van zonde te blijven.

Paulus zegt “Gij hebt geen bovenmenselijke verzoeking te doorstaan. En God is getrouw, die niet zal gedogen, dat gij boven vermogen verzocht wordt, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst zorgen, zodat gij ertegen bestand zijt” 1 Korintiërs 10:13. Dit betekent echter niet dat God alle verzoekingen wegneemt (vgl Hebreeën 4:15). Laten wij zoals Paulus bidden “De Here zal mij beveiligen tegen alle boos opzet en behouden in zijn hemels Koninkrijk brengen. Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid! Amen” 2 Timoteus 4:8. Zo leert Jezus ons om te bidden met de gedachte “Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen” Matteus 6:13b. Gods Wil zal geschieden, in de hemel alzo ook op de aarde. Het is in deze God dat Zijn kinderen hun vertrouwen hebben gesteld. Het is deze God van wie het Koninkrijk, de kracht en der heerlijk is. Amen.

Wanneer gij vast

En wanneer gij vast, toont dan niet, zoals de huichelaars, een somber gelaat; want zij maken hun aangezicht ontoonbaar, om zich aan de mensen te vertonen, wanneer zij vasten. Voorwaar, Ik zeg u, zij hebben hun loon reeds. Maar gij, zalf uw hoofd, als gij vast, en was uw gelaat, om u niet bij uw vasten aan de mensen te vertonen, maar aan uw Vader, die in het verborgene is; en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden” Matteus 6:16-18.

Nadat Jezus reeds sprak over het geven van aalmoezen en bidden, spreekt hij nu over het vasten van de huichelaars. Zowel de hele natie (2 Kronieken 20:3; Nehemia 9:1) als individuele Joden vastten regelmatig (2 Samuel 12:16; Ester 1:4). De Farizeeën van Jezus’ tijd vastten 2 keer per week (Lukas 18:12). Vasten ging vaak gepaard met uiterlijk vertoon (vgl Nehemia 4:1-3). God echter zei door de profeet Jesaja dat zij i.p.v. zich te verootmoedigen voor God, bij hun vasten twist en strijd hadden. Hoe wilden zij dan door Hem verhoord worden? (Jesaja 58:3-5). “Zeg tot al het volk des lands en tot de priesters: wanneer gij in de vijfde en zevende maand hebt gevast en geklaagd nu al zeventig jaren lang, hebt gij dan inderdaad voor Mij gevast?” Zacharia 7:5.

De houding van de huichelaars was dat zij hun dagelijkse verzorging nalieten en een somber gelaat opzetten (vgl . Ze maakten zichzelf ontoonbaar opdat de mensen zouden kunnen zien dat zij aan het vasten waren. Hun houding nodigde de mensen uit om te vragen wat er scheelde zodat ze konden zeggen dat ze aan het vasten waren. ‘Maar wat scheelt er toch met u mijn beste broeder? Wat is er gebeurd, ge ziet er zo slecht uit?’. Het ging niet om God maar om henzelf. Ook hier wordt weer niet het publieke vasten verboden zoals we in de vorige les reeds zagen.

Het nieuwe testament kent geen vastgelegde dagen om te vasten, noch voor de gemeente, noch voor de christen. Wat Jezus leert is dat er momenten zullen zijn in het leven van Zijn discipelen dat het gebed gepaard gaat met vasten omdat de omstandigheden zulk een verootmoediging vragen. De gemeente vastte regelmatig (Handelingen 13:2-3; 14:23).

Het probleem dat Jezus ook hier weer aankaart is de motivatie waarom we iets doen. Doen we het om onszelf te verheerlijken of God?

Conclusie

Het is niet verkeerd om de kleinste dingen bij God te brengen, maar wanneer we tot God naderen moeten we dat doen met een gebroken en nederig hart. Zijn Wil moet de reden zijn om tot God te naderen. Doe niets uit traditie, rammel niet het onze vader af alsof dit Gode welgevallig is. Bidt en vast niet om jezelf te verheerlijken maar doe het steeds met onderwerpende houding!


Vorige