Gemeente van Christus  Houthalen Oost

De bergrede (14) / Matteus 7:1-6

In de eerste les zagen we dat Jezus een geestelijk Koninkrijk kwam oprichten. Een Koninkrijk dat niet is gebouwd op materiële welvaart, noch op sociale status of wereldse wijsheid, maar op de heerschappij van Gods Wil in de harten van mensen die zich vrijwillig, volledig en onvoorwaardelijk aan Hem overgeven. Burgers van dat Rijk in de hemelen zijn anders dan de mensen in deze wereld, ze zijn de meest gelukkige en voorspoedige mensen. Het gaat over hen die beseffen dat ze geestelijk bankroet zijn en zich in alle nederigheid met berouw tot God keren. Zij zijn zachtmoedig omdat zij ervoor kiezen om alles in Gods handen te leggen zonder het kwade te vergelden. Zij kennen een overheersend verlangen om enkel zo te leven als het voor God aanvaardbaar is, wat maakt dat zij begaan zijn met het lot van anderen omdat ze beseffen dat God hen barmhartigheid heeft geschonken. Hun harten begeren om zowel in lichaam als geest rein te zijn om God te kunnen zien zoals Hij is. Zij koesteren de vrede die Christus hen geeft en verkondigen Zijn vrede aan hun tijdsgenoten. Zij zijn ook bereid om de smaad, de leugens en het kwaad dat de wereld hen aandoet te verdragen omdat zij daardoor weten dat hun loon in de hemelen groot is. Christenen zijn het zout en het licht der aarde, zij zijn het die de woorden van Jezus gaan uitwerken in elk facet van hun leven.

Wie zijn gerechtigheid doet zoals de Joodse leiders door aalmoezen te geven of in het publiek te gaan bidden om door de mensen opgemerkt te worden, hebben geen loon bij God. Zij die dit doen zijn hypocrieten die Gods gerechtigheid gebruiken om zichzelf te verheerlijken. Ze zullen geen gehoor van God krijgen. Ook zij, die zoals de heidenen denken verhoord te zullen worden door te bidden met vele repetitieve woorden, zullen niet in de gunst van God komen. Jezus leert ons om God te verheerlijken in onze gebeden en om in een diep geloof en vertrouwen te spreken met God over de dingen die ons bezighouden. Gods Wil moet centraal staan in onze gebeden, niet onze wil! Wanneer wij vasten moeten wij niet zijn zoals de huichelaars, door onszelf aan de mensen te willen vertonen. We gaan ons hart zuiver houden van het begeren van aardse schatten en gaan onze aardse rijkdommen gebruiken om God te verheerlijken. We moeten eerst Gods Koninkrijk en Zijn gerechtigheid zoeken zonder ons zorgen te maken over ons leven. God weet wat wij nodig hebben en daar moeten we op vertrouwen.

Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt

Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt; want met het oordeel, waarmede gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden, en met de maat, waarmede gij meet, zal u gemeten worden.” Matteus 7:1-2.
Oordelen: onderscheiden, kiezen, een beslissing geven betreffende gelijk/ongelijk.

Te vaak worden deze woorden van Jezus misbruikt door zondaren om zich niet te moeten bekeren van hun zonden. Wanneer iemand hen overtuigt van zonde, rechtvaardigheid en oordeel, dan zeggen ze dat de boodschapper hen oordeelt en dat hij dat niet mag doen. Velen misbruiken de woorden ‘oordeelt niet, opdat gij niet geoordeelt wordt’om andere Schriftplaatsen die spreken over berouw en bekering van zonden te kunnen negeren. Het is duidelijk dat Gods kinderen een onderscheid moeten maken tussen goed en slecht. Om onze naaste tot God te kunnen brengen moeten we beoordelen waar hij geestelijk staat en wat hij (nog) moet weten om behouden te worden. Om mezelf rein te houden van zonden (1 Timoteus 5:22), moet ik kunnen oordelen wat zondig is en wat niet. In dat opzicht zegt Jezus dan ook “Oordeelt niet naar het aanzien, maar oordeelt met een rechtvaardig oordeel” Johannes 7:24. Zo oordeelde Paulus dat de man die met de vrouw van zijn vader leefde een hoereerder was en hij had reeds een vonnis over hem geveld (1 Korintiërs 5:1-3). Hij verwachtte ook van de Korintiërs dat zij op dezelfde wijze zouden oordelen over hen die in hun midden waren (1 Korintiërs 5:9-13). Johannes geeft de opdracht om de geesten van mensen te beproeven of iemand een valse profeet is of niet (1 Johannes 4:1). Beproeven is onderzoeken.

Maar wat bedoelt Jezus dan wanneer Hij zegt om niet te oordelen? Wanneer we naar Lukas 6:36-37 kijken, dan zien we dat deze woorden worden gesproken in het licht van barmhartigheid. Het oordeel dat Jezus veroordeelt is een hard, onrechtvaardig en onbarmhartig oordeel. Als ons oordeel onbarmhartig is, zal ons ook onbarmhartigheid geschieden (Jacobus 2:13). We kunnen ons laten verleiden om kwaad te gaan spreken, of om iemand onredelijk hard en gemeen te gaan behandelen, of om iemands zonde goed te keuren omdat je deze persoon graag hebt. “Spreekt geen kwaad van elkander, broeders. Wie van zijn broeder kwaad spreekt of hem oordeelt, spreekt kwaad van de wet en oordeelt haar; en indien gij de wet oordeelt, zijt gij geen dader, doch een rechter der wet. Een is wetgever en rechter, Hij, die de macht heeft om te behouden en te verderven. Maar wie zijt gij, dat gij uw naaste oordeelt?” Jacobus 4:11-12 (vgl Romeinen 2:1-6). Wanneer wijzelf in nood van Gods barmhartigheid zijn, dan doen we onszelf geen goed door onbarmhartigheid te tonen aan onze naaste. Onze eigen fouten leren ons om in alle nederigheid en geduld om te gaan met de fouten van anderen.

Kijk eerst naar de balk in uw eigen oog

Wat ziet gij de splinter in het oog van uw broeder, maar de balk in uw eigen oog bemerkt gij niet? Hoe zult gij dan tot uw broeder zeggen: Laat mij de splinter uit uw oog wegdoen, terwijl, zie, de balk in uw oog is? Huichelaar, doe eerst de balk uit uw oog weg, dan zult gij scherp kunnen zien om de splinter uit het oog van uw broeder weg te doen” Matteus 7:3-5.

Probeer uzelf voor te stellen dat iemand een splinter wil wegdoen uit het oog van een ander terwijl hij een balk in zijn eigen oog heeft. Velen zijn zo druk bezig met de zonden van anderen terwijl ze blind zijn voor hun eigen zonden. Ze zijn vlug om de verloren zondaar, de broeder of zuster die in zonde leeft het eens goed te zeggen ‘Gij dit en gij dat …’
De Schrift roept op om eerst naar uzelf te kijken. Aan de ouderlingen wordt gezegd “Ziet dan toe op uzelf en op de gehele kudde, …” Handelingen 20:28. Aan de evangelist wordt gezegd “Zie toe op uzelf en op de leer …”1 Timoteus 4:16. Aan de christen wordt gezegd “Broeders, zelfs indien iemand op een overtreding betrapt wordt, helpt gij, die geestelijk zijt, hem terecht in een geest van zachtmoedigheid, ziende op uzelf; gij mocht ook eens in verzoeking komen” Galaten 6:1 (vgl Titus 3:1-5).


Ook hier is de keerzijde echter dat sommigen deze woorden misbruiken om nooit tot een vermaning te komen. Dat ervaren zij als liefdeloos. Zulke mensen beseffen niet dat het evangelie oproept om de harten en levens te veranderen. God wil ons juist overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel (Johannes 16:8). Een onderdeel daarvan is vermaning en bestraffing van goddeloos gedrag onder ongelovigen (Handelingen 17:30; Markus 6:17-20) en onder gelovigen: “Wie in zonde leven, moet gij in aller tegenwoordigheid bestraffen, opdat ook de overigen ontzag hebben” 1 Timoteus 5:20. Wanneer je je laat leiden door liefde dan zal je gepast reageren omdat je beseft hoe je zelf worstelt met zonde. Wanneer je je laat leiden door je ego en onbarmhartigheid, dan ben je een huichelaar. Vergeet niet dat Jezus kwam om te behouden en zo moet ook onze houding zijn! Luister naar de woorden “een dienstknecht des Heren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te onderwijzen, geduldig, met zachtmoedigheid de dwarsdrijvers bestraffende. Het kon zijn, dat God hun gaf zich tot erkentenis der waarheid te keren en, ontnuchterd, zich te wenden tot de wil van Hem, losgekomen uit de strik des duivels, die hen gevangen hield” 2 Timoteus 2:24-26.

Gooi uw paarlen niet voor de zwijnen

Geeft het heilige niet aan de honden en werpt uw paarlen niet voor de zwijnen, opdat zij die niet vertrappen met hun poten en, zich omkerende, u verscheuren” Matteus 7:6.

We moeten beseffen dat we niemand kunnen dwingen om Gods Koninkrijk binnen te gaan of om het evangelie van het Koninkrijk te gehoorzamen tot de dood. We kunnen mensen rond de oren slaan met Bijbelteksten, maar daar waar het hart niet gewillig is om zich tot God te keren, daar zijn onze inspanningen vruchteloos en nutteloos. Zij die hun zinnen hebben gezet om het vlees na te lopen, staan niet open voor het evangelie. “
Daarom dat de gezindheid van het vlees vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich niet aan de wet Gods; trouwens, het kan dat ook niet: zij, die in het vlees zijn, kunnen Gode niet behagen” Romeinen 8:7-8. Een ongeestelijk mens aanvaard niet hetgeen van God komt, hij kan het niet verstaan en vind het allemaal maar dwaas omdat hij niet de wil heeft om de leer van Christus te gehoorzamen (1 Korintiërs 2:14; Johannes 7:16-17). Dit geldt zowel voor ongelovigen als voor gelovigen.

Onder het oude verbond mochten enkel de priesters van het heilige eten (vgl Exodus 29:33). Het heilige wat zij aten zou door een hond gewoon worden opgegeten zoals hij zijn eigen uitwerpselen, uitbraaksel of enig ander voedsel zou eten. Het maakt voor een hond geen verschil uit. Zo zien we ook hetzelfde beeld wanneer je een kostbare parel bij zwijnen zou gooien. Ze zouden deze bijzondere parel alleen maar vertrappelen omdat ze de waarde er niet van kennen en waarderen. Integendeel, ze zouden zich omkerende u ook nog eens kunnen verscheuren door hun geweld.
Is het niet merkwaardig dat Jezus zopas sprak over hoe ons oordeel barmhartig moet zijn, wanneer Hij ons nu waarschuwt om onze tijd en moeite niet te steken in mensen die onverschillig en hardhorend zijn. Hoe erg het ook is, sommige mensen laten zich te allen tijde leren, maar komen nooit tot erkentenis van de waarheid (vgl 2 Timoteus 3:7). Zij hebben geen oren die horen omdat ze het niet willen aanvaarden (Matteus 11:14-15). Zo kwam het moment in Paulus’ leven dat de meesten van zijn volk geen interesse hadden om te luisteren naar het evangelie dat hij predikte. Hij keerde zich van hen af (vgl Handelingen 28:26-28). Paulus bleef bidden voor zijn volk (Romeinen 10:1), maar stak zijn tijd en moeite in hen die wilden luisteren.

Conclusie

Jezus waarschuwt ons om geen onrechtvaardig oordeel te vellen, want daarmee veroordelen we onszelf. Wanneer we anderen spreken over hun zonden moeten we eerst naar onszelf kijken. We zouden ons wel eens ernstig kunnen vergissen door bezorgd te zijn over de splinter in het oog van onze broeder wanneer we de balk in ons eigen oog niet opmerken. Wanneer wij mensen spreken over Gods Koninkrijk en Zijn gerechtigheid dan moeten we onze tijd en moeite steken in hen die gewillig zijn om te luisteren. Zij die het niet willen horen zullen zich toch niet bekeren, blijf daar dan ook niet je tijd en moeite in steken.

 

Vorige