Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Hebreeën les 12

In de elfde les liet schrijver zien dat Jezus de middelaar van een Nieuw Verbond is. Zijn bloed heeft het Nieuwe Testament bekrachtigd. Net zoals het testament van een erflater niet bekrachtigd kan worden, tenzij zijn dood wordt vastgesteld, was het ook nodig dat Christus moest sterven vooraleer zijn testament bekrachtigd kon worden. Hij is eenmaal gekomen om de zonden op Zich te nemen en zal nog eens terugkomen, maar dan niet meer om Zichzelf nog eens te offeren, maar om hen te ontmoeten die Hem als hun Heiland verwachten.

Het Oude Verbond was slechts een schaduw van het Nieuwe

Want daar de wet slechts een schaduw heeft der toekomstige goederen, niet de gestalte dier dingen zelf, is zij nimmer in staat ieder jaar met dezelfde offeranden, die onafgebroken gebracht worden, degenen, die toetreden, te volmaken. Immers, zou anders het offeren daarvan niet opgehouden zijn, doordat degenen, die de dienst verrichten, na eenmaal gereinigd te zijn, generlei besef van zonden meer hadden? Doch door die offeranden werden ieder jaar de zonden in gedachtenis gebracht; want het is onmogelijk, dat het bloed van stieren of bokken zonden zou wegnemen” Hebreeën 10:1-4.

In deze vier verzen geeft de schrijver nog eens een opsomming van hetgeen hij eerder heeft gezegd. De wet is slechts een schaduw van de toekomende dingen en niet de afbeelding van de toekomende dingen. Een schaduw is slechts een ruwe schets van een afbeelding. Een schaduw is niet een exacte weergave van een afbeelding. De toekomende dingen verwijst naar de tijd dat Christus regeert aan de rechterhand van de Vader (vgl Hebreeën 9:11; 2:5; 6:5). Zo maakt ook Paulus deze vergelijking tussen Mozes en Christus wanneer hij zegt “Laat dan niemand u blijven oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, dingen, die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is” Kolossenzen 2:16-17. Christus is de werkelijkheid en nu Hij er is heeft de schaduw afgedaan.

De wet is immers niet in staat om hen die toetreden op de grote verzoendag te volmaken. Als dat wel zo zou zijn geweest dan zou het offeren daarvan hebben opgehouden in de plaats van dat ze elk jaar dezelfde offers onafgebroken moesten brengen. Als de oudtestamentische offers voldoende waren, dan hadden ze na het eerste offer kunnen stoppen omdat zij die er deel aan hadden, na gereinigd te zijn, geen besef van zonden meer zouden hebben. Maar zo was het dus niet. De offers werden elk jaar in gedachtenis gebracht. Waarom? Omdat het onmogelijk is dat het bloed van stieren of bokken de zonden kan wegnemen (vgl Exodus 34:7; Leviticus 16:11-15). De wet en haar rituelen maken de mens bekend dat ze gezondigd hebben (Romeinen 3:20). Het doet een mens verlangen naar verzoening, maar de wet was niet in staat om de mens met God te verzoenen. Paulus zegt tegen de Galaten die onder de wet wilden staan (Galaten 4:21) het volgende “Is de wet dan in strijd met de beloften Gods? Volstrekt niet! Want indien er een wet gegeven was, die levend kon maken, dan zou inderdaad uit een wet de gerechtigheid voortgekomen zijn” Galaten 3:20. Deze verzoening is enkel mogelijk in en door Christus.

Wij zijn eens voor altijd geheiligd door het offer van Jezus’ lichaam

Daarom zegt Hij bij zijn komst in de wereld: Slachtoffer en offergave hebt Gij niet gewild, maar Gij hebt Mij een lichaam bereid; in brandoffers en zondoffers hebt Gij geen welbehagen gehad. Toen zeide Ik: zie, hier ben Ik (in de boekrol staat van Mij geschreven) om uw wil, o God, te doen. In de aanhef zegt Hij: Slachtoffers en offergaven, brandoffers en zondoffers, hebt Gij niet gewild, noch daarin een welbehagen gehad, hoewel zij naar de wet gebracht worden. Doch daarna heeft Hij gezegd: Zie, hier ben Ik om uw wil te doen. Hij heft het eerste op, om het tweede te laten gelden. Krachtens die wil zijn wij eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus” Hebreeën 10:5-10.

Omdat de oudtestamentische dierenoffers niet bij machte waren om de zonde weg te nemen, zegt Christus bij Zijn komst in de wereld (vgl Markus 11:10) dat de Vader slachtoffers en offergaven niet heeft gewild. Dit is een aanhaling van Psalm 40:6-8. Dit zijn de profetische woorden van Christus tot de Vader. Ze werden door Christus gesproken voordat Hij mens werd. Ze geven weer dat Christus van de hemel is gekomen om de wil van de Vader te doen (Johannes 6:38). Toen Christus in de wereld kwam, kwam Hij enkel en alleen om de wil van de Vader te volbrengen (Lukas 2:49). De Vader had de Zoon een lichaam heeft bereid. En dit lichaam had God bereid als een offer voor de zonden van de mens (Hebreeën 10:10). De woorden uit Psalm 40 leren ons dus waarom Christus is gekomen. Omdat de brandoffers en slachtoffers niet het middel waren om verzoening te bewerken bij God. Hoewel ze door God waren ingesteld en hoewel ze werden gebracht volgens de wet die God had ingesteld, waren ze niet het einddoel van Zijn Wil. God wilde gehoorzaamheid. En dat is wat Christus bracht (Johannes 4:34).

Doordat Christus zei ‘zie, hier ben Ik om uw wil te doen’, moet ons duidelijk worden dat het eerste dat door God was ingesteld, werd opgeheven om het tweede te laten gelden. M.a.w., de offerdienst volgens de wet wordt buiten werking gesteld om de het tweede te doen gelden. Het tweede is dat God wil dat de mens eens voor altijd geheiligd wordt door het offer van het lichaam van Christus. En dus niet volgens de jaarlijkse offers onder de wet van Mozes. God wil dat alle mensen behouden worden door Jezus’ offer (1 Timoteus 2:3-6). Zij die geheiligd zijn, hebben de toegang tot de Vader verkregen. Zij die geheiligd zijn, hebben de vergeving van hun zonden ontvangen. Zij die geheiligd zijn, hebben de verplichting om te stoppen met zondigen (Hebreeën 10:29).

De Hogepriester gezeten aan de rechterhand van God

Voorts staat elke priester dagelijks in zijn dienst om telkens dezelfde offers te brengen, die nimmer de zonden kunnen wegnemen; deze echter is, na een offer voor de zonden te hebben gebracht, voor altijd gezeten aan de rechterhand van God, voorts afwachtende, totdat zijn vijanden gemaakt worden tot een voetbank voor zijn voeten. Want door een offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden. En ook de Heilige Geest geeft ons daarvan getuigenis, want nadat Hij gezegd had: Dit is het verbond, waarmede Ik Mij aan hen verbinden zal na die dagen, zegt de Here: Ik zal mijn wetten in hun harten leggen, en die ook in hun verstand schrijven, en hun zonden en ongerechtigheden zal Ik niet meer gedenken. Waar dan voor deze dingen vergeving bestaat, is er geen zondoffer meer nodig” Hebreeën 10:11-18.

Opnieuw maakt de schrijver de vergelijking tussen de Levitische priesters en Christus. De priesters verrichtten hun dienst dagelijks om telkens dezelfde offers te brengen, maar deze offers konden de zonden nooit wegnemen. Ze kenden geen rust van hun dienst (Deuteronomium 18:5). Christus daarentegen is, na een offer voor de zonden tot stand te hebben gebracht, voor altijd gezeten aan de rechterhand van God (Hebreeën 7:3; 10:1,12,14). Het feit dat Christus aan de rechterhand van de Vader zit laat ons zien dat Hij een positie van autoriteit bekleedt (Handelingen 2:34; Efeziërs 1:20-23). Daar wacht Christus totdat Zijn vijanden gemaakt worden tot een voetbank voor Zijn voeten (Hebreeën 1:3,13; 8:1). Dus hebben nog niet alle vijanden zich aan Zijn heerschappij onderworpen (vgl 1 Korintiërs 15:24-26; 2 Tessalonissenzen 1:7-9). De vijanden van Christus zijn de dood en hem die de macht had over de dood, de duivel (Hebreeën 2:14). Daar behoren ook de geestelijke overheden en machten van de duivel toe (Efeziërs 6:12) en de mensen die zich laten verleiden door de duivel (Efeziërs 2:2; Openbaring 12:9). Christus wacht nu totdat zij die zich laten verleiden door satan, zich vrijwillig onder Zijn heerschappij plaatsen. Indien zij dat niet doen, zullen zij veroordeeld worden op de oordeelsdag (Johannes 6:39-40, 44, 45).

Door één offer heeft Christus voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden. De wet met haar rituelen en het Levitische priesterschap konden de mens niet volmaken (Hebreeën 7:11,19; 9:9; 10:1). Ze konden de mens niet verzoenen. Ze konden de toegang tot de Vader niet openstellen. Christus’ offer kon dat wel. Wanneer een mens christen wordt, dan worden al de zonden die hij tot dat moment heeft gedaan, vergeven. Ook de toekomstige zonden die hij zal doen, worden vergeven indien hij in het licht wandelt gelijk God in het licht is en zijn zonden belijdt (1 Johannes 1:5-10).

Hiervan geeft ook de Heilige Geest een getuigenis toen Hij bij monde van Jeremia zei “Dit is het verbond, waarmede Ik Mij aan hen verbinden zal na die dagen, zegt de Here: Ik zal mijn wetten in hun harten leggen, en die ook in hun verstand schrijven, en hun zonden en ongerechtigheden zal Ik niet meer gedenken”. De woorden ‘harten’ en ‘verstand’ worden door de schrijver in omgekeerde volgorde weergegeven. Niet alleen zegt God door de Geest dat er een Nieuw Verbond zou komen, maar ook dat het compleet anders zou zijn dan Oude Verbond. Een verbond waarin de mens zichzelf aan God offert en vernieuwd wordt in zijn denken (Romeinen 12:1-2). Een mens die gelijkvormig wordt aan het beeld van Jezus (Romeinen 8:29). Het zijn dezen die Gods wetten, door Christus gegeven, in hun harten laten leggen en in hun verstand laten schrijven. Voor hun die zo leven, worden de zonden niet meer herdacht. En als deze mensen dan vergeving hebben ontvangen, dan moeten zij geen zondoffers meer brengen naar de wet van Mozes.



Vorige