Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Hebreeën les 21

 

In de twintigste les zagen we dat christenen niet genaderd zijn tot de duisternis van de berg Sinaï toen God aan Mozes de wet gaf. Het volk was samen met Mozes enkel vreze en beving. Christenen zijn integendeel genaderd tot het hemelse Jeruzalem. Tot hen die zijn ingeschreven in de hemelen door Jezus die de middelaar is van een nieuw verbond. Daarom moeten de lezers bedachtzaam zijn dat zij Hem die uit de hemel spreekt niet afwijzen. Want als zij die God onder het oude verbond hebben afgewezen niet zijn kunnen ontkomen, nog minder zullen zij kunnen ontkomen die Hem afwijzen onder het nieuwe verbond. God zal nog eenmaal spreken om de wankele dingen te veranderen in het niet wankele. Daarom moeten wij dankbaar zijn en God vereren op een wijze die Hem welgevallig is, met eerbied en ontzag. Want God is een verterend vuur.

De liefde tussen de christenen

Laat de broederlijke liefde blijven. Vergeet de herbergzaamheid niet, want daardoor hebben sommigen, zonder het te weten, engelen geherbergd. Denkt aan de gevangenen, alsof gij met hen gevangen waart; aan hen, die mishandeld worden, als (mensen), die ook zelf een lichaam hebt” Hebreeën 13:1-3.

De schrijver maant de christenen aan om de broederliefde niet te laten verdwijnen. Deze philadelphia liefde is zeer typerend voor christenen. Het is een liefde niet kijkt naar etnische of culturele afkomst, naar geslacht of voorkomen. Het is een liefde die mensen samenbrengt die anders verdeeld zouden zijn. Het geloof in Jezus en de onderwerping aan God is wat hen samenbindt. Het gevaar dat sommigen van hen wilden afdwalen naar het oudtestamentische verbond, was een reeële bedreiging voor de broederliefde, zoals Paulus Timoteus waarschuwt “Indien iemand een andere leer verkondigt en zich niet voegt naar de gezonde woorden van onze Here Jezus Christus en de leer der godsvrucht, dan is hij opgeblazen, hoewel hij niets weet, en heeft hij een zwak voor geschillen en haarkloverijen, een bron van nijd, twist, lasteringen, kwade vermoedens, en geharrewar bij mensen die niet helder meer zijn van denken en het spoor der waarheid bijster geraakt zijn, daar zij de godsvrucht als iets winstgevends beschouwen” 1 Timoteus 6:3-4 (vgl Matteus 24:12).

Daarom moesten zij de herbergzaamheid niet vergeten. Ze moesten goeddoen aan allen maar in het bijzonder aan geloofsgenoten (Galaten 6:10). Ze moesten hun huizen openstellen voor hun broeders en zusters. Hen die reisden omwille van het Koninkrijk moesten zij gastvrij ontvangen en voorthelpen (3 Johannes 1:5-8). Jezus leerde immers dat wie het aan Zijn broeders doet, het aan Hem doet (Matteus 25:40; 10:40-42). Door herbergzaam te zijn hebben sommigen zelfs engelen geherbergd zonder dat ze het wisten. De schrijver lijkt hierbij te verwijzen naar de gastvrijheid van Abraham en Sara in Genesis 18:1 toen de engelen bij hen kwamen. Ook Manoach en zijn vrouw, de ouders van Simson, waren gastvrij voor de Engel des Here zonder dat ze wisten wie hij was (Richteren 13:16,21).

Ook moesten zij aan de gevangenen denken alsof zij samen met hen gevangen waren en aan hen die mishandeld worden als mensen die zelf ook een lichaam hebben. De schrijver had hen reeds herinnerd aan het feit dat zij in het verleden reeds hadden deelgenomen in het lot van hen die verdrukt werden. Ook hadden zij reeds met de gevangenen mede geleden (Hebreeën 10:32-34). Dit moesten zij nog meer doen. Het gevaar was niet onbestaand dat sommigen zich van hun broeders en zusters afkeren vanwege de verdrukking. Toch zullen er ook broeders en zusters zijn die grote moeiten doen om de verdrukten te verkwikken (2 Timoteus 1:15-18).

De sexuele reinheid onder christenen

Het huwelijk zij in ere bij allen en het bed onbezoedeld, want hoereerders en echtbrekers zal God oordelen” Hebreeën 13:4.

Vervolgens spoort de schrijver de christenen aan om het huwelijk in ere te houden. Het moet door allen zeer kostbaar en dierbaar worden geacht. Dat betekent dat mensen die niet gehuwd zijn, moeten leven in hoererij door te doen alsof ze gehuwd zijn. Maar ook hen die reeds gehuwd zijn moeten het huwelijksbed onbezoedeld houden. De kracht van het huwelijksbed mag niet worden aangetast. De sexuele omgang mag enkel met de wettige partner gebeuren (vgl Maleachi 2:14-16; Markus 10:2-12; Matteus 5:31-32; 19:4-12), alle andere sexuele relaties worden beschouwd als hoererij en echtbreuk. Hoererij staat voor alle vormen van sexuele onreinheid. We denken daarbij aan mensen van het zelfde geslacht die sexuele contacten hebben (Romeinen 1:22-28), mensen die met dieren sexuele contacten hebben (vgl Deuteronomium 27:21), volwassenen die met kinderen sexuele contacten hebben (vgl schandjongens in 1 Korintiërs 6:10), mensen die met zichzelf sexuele contacten hebben, mensen die buiten een huwelijk sexuele contacten hebben, enz … . Echtbreuk is ook een vorm van hoererij, maar meer specifiek. Bij echtbreuk wordt er een sexuele relatie aangegaan met iemand die reeds verbonden is aan iemand anders door het huwelijk. Het in ere houden van het huwelijk zal echtbreuk voorkomen en zal herstel na scheiding bewerken (vgl 1 Korintiërs 7:10-11). Onnatuurlijke vormen van sexualiteit zijn een gevolg van het verwerpen van God (Romeinen 1:28). Zij die hier geen rekening mee houden zullen door God worden geoordeeld, “zoals Sodom en Gomorra en de steden in hun nabijheid, die op gelijke wijze als genen haar hoererij hebben botgevierd en ander vlees achternagelopen zijn, daar liggen als voorbeeld, onder een straf van eeuwig vuur. Desgelijks bezoedelen ook deze dromenzieners hun vlees, verwerpen wat heerschappij heet en lasteren de heerlijkheden” Judas 1:7-8.

De christen en de liefde voor geld

Laat uw wijze van doen onbaatzuchtig zijn, weest tevreden met wat gij hebt. Want Hij heeft gezegd: Ik zal u geenszins begeven, Ik zal u geenszins verlaten. Daarom kunnen wij met vertrouwen zeggen: De Here is mij een helper, ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen?” Hebreeën 13:5-6.

Een volgende punt waar de lezers voor moeten oppassen is de liefde voor geld. Hun wijze van doen moet worden geleid door onbaatzuchtigheid of met andere woorden vrij van de liefde voor geld. Mensen die de liefde voor geld in hun harten hebben toegelaten, zijn niet meer tevreden met wat zij hebben. Ze willen altijd meer en zijn nooit tevreden. Wat ze hebben kan hen niet bevredigen. Egoïsme, losbandigheid en kilheid zijn nooit veraf bij zulke mensen. Paulus zei “Nu brengt inderdaad de godsvrucht grote winst, indien zij gepaard gaat met tevredenheid. Want wij hebben niets op de wereld medegebracht; wij kunnen er ook niets uit medenemen. Als wij echter onderhoud en onderdak hebben, dan moet ons dat genoeg zijn. Maar wie rijk willen zijn, vallen in verzoeking, in een strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerten, die de mensen doen wegzinken in verderf en ondergang. Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht. Door daarnaar te haken zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich met vele smarten doorboord” 1 Timoteus 6:6-10. Het bedrog van de rijkdom is een veel voorkomende oorzaak van afval van de Here (Matteus 13:22). Hebzucht is immers niet anders dan afgoderij (Kolossenzen 3:5). De christen moet dus leren tevreden te zijn met wat hij heeft. Iemand die zo handelt laat zien dat hij niet de aardse dingen, maar de hemelse dingen zoekt (Kolossenzen 3:1; Matteus 6:31-34). Het laat zien dat deze persoon op God vertrouwt. God heeft immers gezegd onder het oude verbond dat Hij Zijn kinderen niet zou loslaten (Deuteronomium 31:6,8), noch hulpeloos zou achterlaten (Jozua 1:5; vgl Genesis 28:15; 1 Kronieken 28:20). God zal de gelovige voorzien in wat hij nodig heeft. Hoe meer gelovigen geld nalopen, hoe minder God en Zijn principes worden geacht. Hoe minder gelovigen geld nalopen, hoe meer God en Zijn principes worden geheiligd. Zij die daarnaar leven kunnen samen met David in vertrouwen zeggen dat God hun een helper is. Er is geen reden om te vrezen voor wat mensen zouden kunnen doen (vgl Psalm 56:1-5). God zal voorzien in hetgeen de gelovigen nodig hebben, niet altijd in wat ze graag willen.

Volg het geloof van de voorgangers na

Houdt uw voorgangers in gedachtenis, die het woord Gods tot u hebben gesproken; let op het einde van hun wandel en volgt hun geloof na. Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid” Hebreeën 13:7-8.

De gelovigen moeten zij die de leiding hebben in gedachten houden. In vers 17 en 24 van ditzelfde hoofdstuk zal hij nog terugkomen op de huidige leiders onder hen. Maar nu wil hij hen erop wijzen dat ze aan hen moeten denken die in het verleden het woord van God tot hen hebben gesproken. Ze moeten kijken naar het einde van hun wandel en dat geloof navolgen. Hun leven was een voorbeeld van geloof en overgave aan het evangelie van Jezus Christus. Deze mannen waren trouw aan het woord van God en gaven de gemeente gezonde voeding. De ouderlingen van Efeze kregen dit van Paulus en moesten het op hun beurt doorgeven (Handelingen 20:25-35). Ook Timoteus moest als evangelist leren en bevelen. Paulus zei hem “maar wees een voorbeeld voor de gelovigen in woord, in wandel, in liefde, in geloof en in reinheid. In afwachting van mijn komst moet gij u toeleggen op het voorlezen, het vermanen en het leren” 1 Timoteus 4:12-13.

Mensen komen en gaan. Maar de voorgangers wiens geloof zij moesten navolgen, hadden hun vertouwen in Jezus Christus gesteld. En Jezus is niet veranderd. Hij is dezelfde Jezus die er gisteren was. En Hij zal morgen nog steeds dezelfde zijn. Hij zal dezelfde zijn tot in eeuwigheid. Dat kan spijtig genoeg niet altijd van mensen en hun geloof worden gezegd.

Vorige