Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Job

 

Proloog (1-2)

Er was in het land Us een man, wiens naam was Job, en die man was vroom en oprecht, godvrezend en wijkende van het kwaad. Hem werden zeven zonen en drie dochters geboren. Zijn bezit bestond uit zevenduizend stuks kleinvee, drieduizend kamelen, vijfhonderd span runderen, vijfhonderd ezelinnen en een zeer grote slavenstoet, zodat deze man de rijkste was van alle bewoners van het Oosten. Zijn zonen nu plachten een feestmaal aan te richten, ieder op zijn beurt in eigen huis, en nodigden dan hun drie zusters uit met hen te eten en te drinken. Telkens wanneer de dagen van het feestmaal om waren, ontbood Job hen en heiligde hen; hij stond dan des morgens vroeg op en bracht voor ieder van hen een brandoffer, want Job dacht: Misschien hebben mijn kinderen gezondigd en in hun hart God vaarwel gezegd. Zo deed Job altoos weer” Job 1:1-5.

Het boek van Job begint met het verhaal over een man met de naam Job. Er is niet veel bekend over de plaats Us waar Job woonde, noch over de periode waarin Job leefde. Voor de boodschap van het boek is dit ook niet belangrijk. Job had eender waar en wanneer kunnen leven. Zijn levensverhaal is herkenbaar en toepasbaar voor allen. Wat wel heel duidelijk wordt gezegd, is dat Job een rechtvaardige man was.  Hij was rechtschapen, eerlijk, godvrezend en wilde niks te maken hebben met het kwade. Dit is het eerste dat ons over Job wordt verteld. Dit is een heel belangrijk element dat we niet mogen vergeten als we verdergaan met het boek.

Verder worden we verteld dat Job zeven zonen en drie dochters had. Hij was ook heel rijk. Job bezat zevenduizend stuks kleinvee, drieduizend kamelen, vijfhonderd span runderen, vijfhonderd ezelinnen en een zeer grote slavenstoet. Job was de rijkste van alle bewoners van het Oosten. Hij leidde het perfecte leventje. Hij was rechtvaardig, deed goed en werd daar rijkelijk voor beloond. Hij was een gezegend man. Zo denken wij ook: als je rechtvaardig bent, dan moet je daarvoor beloond worden. Jobs leven was daar het perfecte voorbeeld van.

Jobs gezin had een hechte band. Om de beurt organiseerden de zonen een feestmaal en dan nodigden ze hun zussen uit om te komen. Als het feest voorbij was dan riep Job hen tot zich en heiligde hen. Hij bracht ’s ochtends een brandoffer voor elk van zijn kinderen omdat hij bezorgd was dat ze gezondigd hadden en God in hun hart vaarwel hadden gezegd. 

Op zekere dag nu kwamen de zonen Gods om zich voor de HERE te stellen, en onder hen kwam ook de satan. En de HERE zeide tot de satan: Vanwaar komt gij? En de satan antwoordde de HERE: Van een zwerftocht over de aarde, die ik doorkruist heb. Toen zeide de HERE tot de satan: Hebt gij ook acht geslagen op mijn knecht Job? Want niemand op aarde is als hij, zo vroom en oprecht, godvrezend en wijkende van het kwaad. En de satan antwoordde de HERE: Is het om niet, dat Job God vreest? Hebt Gij zelf niet hem en zijn huis en al wat hij bezit aan alle kanten beschut? Het werk zijner handen hebt Gij gezegend, en zijn bezit is zeer toegenomen in het land. Strek daarentegen uw hand uit en tast alles aan wat hij bezit; of hij U dan niet openlijk zal vaarwel zeggen! En de HERE zeide tot de satan: Zie, al wat hij bezit, zij in uw macht; alleen tegen hemzelf zult gij uw hand niet uitstrekken. Toen ging de satan van des HEREN aangezicht heen” Job 1:6-12.

De schrijver geeft ons nu een blik achter de schermen van wat er in de hemel gebeurt. De zonen Gods komen bij YHWH, satan was ook onder hen. God vraagt satan vanwaar hij komt waarop deze laat weten dat hij de aarde had doorkruist. Daarop vraagt God hem als hij Job ook had gezien. ‘Want niemand op aarde is zo vroom als Job’ zegt God. God is trots op Job. Satan had macht over veel mensen, maar niet over Job.  Satan zegt ‘het zal wel zijn dat Job U vreest als ge ziet wat Gij allemaal voor hem doet en gedaan hebt’. Satan opperde het idee dat Job God vreesde omdat God hem rijkelijk beloonde. Hij beschuldigde God ervan Job te hebben omgekocht. Dat brengt ons bij de vraag: dienen mensen God om wie Hij is of om wat Hij voor hen doet? Zouden we geld steken in een broodautomaat als we geen brood zouden krijgen? Is God onze aanbidding waard om wie Hij is zonder dat Hij ons eerst iets moet geven? Satan zijn aanklacht is dat mensen God alleen maar aanbidden omdat ze er iets voor in de plaats krijgen. Als God Zijn zegen zou wegnemen van Job dan zou hij Hem wel openlijk vaarwel zeggen. YHWH weet dat Jobs liefde onvoorwaardelijk is en gaat ermee akkoord om de proef op de som te nemen. Hij geeft alles wat Job bezit in satans macht, maar tegen Job zelf mocht satan niets doen. Dit laat ons zien dat God alle macht heeft en dat satan niks kan doen zonder Gods goedkeuring. Jobs geloof zal op de proef worden gesteld. Maar Job weet niet dat dit een test is. God organiseert de test niet zelf maar laat het aan satan over. Zo kan satan achteraf niet met de beschuldiging komen dat de test veel te gemakkelijk was gemaakt door God.

Stel u voor dat het boek van Job enkel zou bestaan uit de eerste vijf verzen, hoe zou zijn leven dan een voorbeeld voor ons kunnen zijn?

Op zekere dag, toen zijn zonen en zijn dochters aten en wijn dronken in het huis van hun broeder, de eerstgeborene, kwam een bode tot Job en zeide: De runderen waren aan het ploegen en de ezelinnen dicht erbij aan het grazen, toen de Sabeeers een inval deden en ze roofden; en de knechten sloegen zij met de scherpte des zwaards; ik alleen maar ben ontkomen om het u aan te zeggen. Terwijl deze nog sprak, kwam een ander en zeide: Het vuur Gods viel van de hemel en verbrandde de schapen en de knechten en verteerde ze; ik alleen maar ben ontkomen om het u aan te zeggen. Terwijl deze nog sprak, kwam een ander en zeide: De Chaldeeen hadden drie benden gevormd, overvielen de kamelen en roofden ze; en de knechten sloegen zij met de scherpte des zwaards; ik alleen maar ben ontkomen om het u aan te zeggen. Terwijl deze nog sprak, kwam een ander en zeide: Uw zonen en uw dochters waren aan het eten en wijndrinken in het huis van hun broeder, de eerstgeborene, en zie, daar stak een zware storm op van over de woestijn, greep het huis bij de vier hoeken aan, en het viel op de jonge mensen, zodat zij stierven; ik alleen maar ben ontkomen om het u aan te zeggen.  Toen stond Job op, scheurde zijn mantel en schoor zijn hoofd; daarop wierp hij zich ter aarde, boog zich neer en zeide: Naakt ben ik uit de schoot mijner moeder gekomen, naakt zal ik daarheen wederkeren. De HERE heeft gegeven, de HERE heeft genomen, de naam des HEREN zij geloofd. In dit alles zondigde Job niet en schreef Gode niets ongerijmds toe” Job 1:13-22.

Satan liet er geen gras over groeien. Op een dag krijgt Job te horen dat zijn runderen en ezelinnen waren gestolen door de Sabeeërs, die ook hun knechten doodden. Terwijl hij dit nieuws te horen kreeg, kwam een andere knecht vertellen dat er vuur uit de hemel was gevallen dat de schapen en de herders doodde. Gelijk daarop kwam men Job zeggen dat de Chaldeeën de kamelen hadden gestolen en de knechten hadden gedood. Vervolgens kwam men Job melden dat al zijn kinderen werden gedood door een zware woestijnstorm.

Job scheurde zijn mantel, schoor zijn hoofd en wierp zich op de aarde. Hij zei: ‘naakt van ik geboren, naakt zal ik wederkeren. God heeft gegeven, God heeft genomen, geprezen zij YHWH’. Job zondigde niet en gaf God geen enkele schuld. Wat een namiddag! Job leek wel een bokszak waar doelbewust op werd geklopt. Slechts vier knechten overleven het. En wat doet Job? Hij aanbidt God. Job dankt God voor de tijd dat hij heeft mogen genieten van Zijn zegen. Het verlies is bitter, omdat de zegen van God eerst zo groot was. Job zondigde niet in zijn reactie. Tegen het einde van het boek zullen we zien dat Job wel heeft gezondigd en dat hij zijn spijt daarvan uit.

Op zekere dag kwamen de zonen Gods om zich voor de HERE te stellen, en onder hen kwam ook de satan om zich voor de HERE te stellen. En de HERE zeide tot de satan: Vanwaar komt gij? En de satan antwoordde de HERE: Van een zwerftocht over de aarde, die ik doorkruist heb. Toen zeide de HERE tot de satan: Hebt gij ook acht geslagen op mijn knecht Job? Want niemand op aarde is als hij, zo vroom en oprecht, godvrezend en wijkende van het kwaad. En nog volhardt hij in zijn vroomheid, hoewel gij Mij tegen hem hebt opgezet om hem, zonder oorzaak, in het verderf te storten. Maar de satan antwoordde de HERE: Huid voor huid, en al wat iemand heeft, zal hij geven voor zijn leven. Strek daarentegen uw hand uit en tast zijn gebeente en zijn vlees aan; of hij U dan niet openlijk zal vaarwel zeggen! En de HERE zeide tot de satan: Zie, hij zij in uw macht; alleen, spaar zijn leven” Job 2:1-6.

Opnieuw kwam satan bij de Here na een zwerftocht te hebben gedaan over de aarde. God vraagt hem als hij gezien heeft hoe Job heeft gereageerd op alles wat satan hem heeft aangedaan? God kan nog steeds met trots zeggen dat Job rechtschapen is. Ondanks het feit dat satan er alles aan heeft proberen te doen om God tegen Job op te zetten. Satan heeft God ertoe aangezet om Job zonder oorzaak in het verderf te storten. ‘Het zal wel zijn dat Job u nog steeds liefheeft’ zegt satan. Ik heb hemzelf niks mogen aandoen. Kijk maar hoe vlug hij u zal verlaten als ge hem zijn gezondheid afneemt. God geeft satan toestemming om Jobs geloof opnieuw op de proef te stellen, maar hij mocht hem niet doden.

Toen ging de satan van des HEREN aangezicht heen, en sloeg Job met boze zweren, van zijn voetzool af tot zijn hoofdschedel toe. En hij nam een potscherf om zich daarmee te krabben, terwijl hij neerzat in de as. Toen zeide zijn vrouw tot hem: Volhardt gij nog in uw vroomheid? Zeg God vaarwel en sterf!  Maar hij zeide tot haar: Zoals een zottin spreekt, spreekt ook gij; zouden wij het goede van God aannemen en het kwade niet? In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet” Job 2:7-10.

Wat doet satan aan Job? Hij sloeg hem met boze zweren over zijn hele lichaam. Satan zoekt het uiterste op. Hij maakt van alle middelen gebruik waartoe God hem de vrijheid heeft gegeven. Dit zegt veel over wie satan is. Job ziet af. Jobs vrouw vraagt hem waarom hij God nog steeds aanbidt. Job kan toch beter God vaarwel zeggen en sterven. Dan is hij van zijn ellende af. Job antwoordt haar dat ze als een zottin spreekt. Dit was niet haar normale manier van doen, maar de pijn en het verdriet van de dingen die hun gezin waren overkomen, dreven haar ertoe onzinnige dingen te spreken. Zelfbeklag is nooit veraf wanneer het leven niet gaat zoals mensen het graag willen. Job herinnert haar eraan dat ze zo niet sprak toen God hun zegende en ze het goed hadden. Als de kwade dagen komen, heeft de mens nog evenveel reden om God te danken. Job besefte dit en zondigde niet. Job luisterde niet naar zijn vrouw zoals Adam dat deed.

Toen nu de drie vrienden van Job hoorden van al het leed dat hem getroffen had, kwam ieder van hen uit zijn woonplaats: de Temaniet Elifaz, de Suchiet Bildad en de Naamatiet Sofar; en zij kwamen volgens afspraak bij elkander om hem te gaan beklagen en te troosten. Toen zij van verre hun ogen ophieven, herkenden zij hem niet. Zij verhieven hun stem en weenden, scheurden hun mantels en strooiden stof op hun hoofd, hemelwaarts. En zij zaten bij hem op de grond, zeven dagen en zeven nachten; niemand sprak tot hem een woord, want zij zagen, dat zijn smart zeer groot was” Job 2:11-13.

Drie goede vrienden van Job hoorden van al de ellende die hem was overkomen en ze beslissen om hem te gaan bezoeken. Ze wilden hem gaan beklagen en troosten. Maar toen ze hem van ver zagen, herkenden ze hem niet. Ze weenden, scheurden hun mantels en strooiden stof op hun hoofd. Jobs pijn was hun pijn. Ze zaten bij Job op de grond gedurende zeven dagen en zeven nachten en zeiden niets omdat ze zagen dat Job veel pijn en verdriet had. Je moet het ze nageven, dit was een daad van hechte vriendschap. Wie van ons kan zeggen dat hij een vriend zo heeft bijgestaan? Wat zou je kunnen zeggen als iemand zoveel ellende op zo een korte tijd meemaakt? Job verloor zijn dieren, zijn werkers, zijn kinderen, zijn gezondheid, zijn status in de maatschappij en de sympathie van zijn vrouw. Maar Jobs grootste verdriet bestond erin dat hij niet begreep waarom God dit had toegelaten. De God die hij zo liefhad en diende met zijn leven.