Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Lessen van de splitsing van Israel (1) / 1 Koningen 11:1-12:32

Ten tijde van de Richters was er geen centraal bestuur in het land. Bij momenten zond God deze Richters naar het volk om hen te richten (besturen, regeren) omdat ieder deed wat recht was in eigen ogen (Richteren 2:15-19; 21:25). Uiteindelijk wilde het volk dat een koning over hen werd aangesteld. Een koning zoals de volken rondom hen hadden. God waarschuwt hen voor de lasten van die een koning hen zou opleggen, maar het volk weigerde te luisteren (1 Samuel 8:1-22. God had eerder al gezegd dat deze koning zich aan Zijn wet behoorde te houden  (vgl Deuteronomium 17:14-19). Zij wilden echter een koning die sterk, machtig en indrukwekkend was en God gaf hen Saul (1 Samuel 9:1-2). Maar Saul was geen geestelijke man. Daarom stelde God na hem een koning aan, een man naar Zijn hart, nl David (1 Koningen 15:4-5). Na David werd zijn zoon Salomo koning (1 Koningen 2:1-4).

Salomo nam niet in acht wat de Here geboden had (1 Koningen 11:1-40)

Maar Salomo zondigde tegen God door vreemde vrouwen te huwen die zijn hart deden afwijken van God. Hij bracht de afgoderij van zijn vrouwen in Israel waardoor het koninkrijk van hem zou worden afgescheurd en aan zijn knecht zou worden gegeven (1 Koningen 11:1-13).

Tijdens Salomo’s regering deed de Here daarom tegenstanders tegen Salomo opstaan, waaronder Jerobeam. God belooft aan Jerobeam het koningschap over tien stammen van het koninkrijk. Eén stam zou God overlaten aan Solomo’s zoon. Omdat Salomo Jerobeam wilde doden, vluchtte hij naar Egypte totdat Salomo stierf (1 Koningen 11:26-40).

De scheuring van het rijk (1 Koningen 11:41-12:24)

Na Salomo’s dood wordt zijn zoon Rechabeam koning in zijn plaats. Toen Israel bijeen was gekomen om hem koning te maken, was ook Jerobeam daar die was teruggekomen uit Egypte (1 Koningen 11:43-12:3). Het volk zei Rechabeam “Uw vader heeft ons juk hard gemaakt; maak gij nu de harde dienst van uw vader en het zware juk dat hij ons opgelegd heeft lichter; dan zullen wij u dienen” 1 Koningen 12:4. Koning Rechabeam raadpleegde eerst de raadgevers van zijn vader die hem zeiden “Indien gij vriendelijk zijt voor dit volk, hun ter wille zijt en goede woorden tot hen spreekt, dan zullen zij voor altijd uw knechten zijn” 2 Kronieken 10:7. Maar Rechabeam luisterde niet naar de raad van de ouden en sprak naar de raad van de jonge mannen die met hem waren opgegroeid. Zij hadden hem geadviseerd om nog harder te zijn dan zijn vader (1 Koningen 12:6-11).

Dit is een mooi voorbeeld van hoe mensen vaak enkel willen luisteren naar raad die ze willen horen ipv naar raad die goed voor hen is. “Een zacht antwoord keert de grimmigheid af, maar een krenkend woord wekt de toorn op” Spreuken 15:1. Ga jij ook naar die mensen waarvan je weet dat deze je zullen vertellen wat je graag wil horen?

Rechabeam luisterde naar de raad die hem behaagde. “Dus luisterde de koning niet naar het volk, want het was een beschikking van’s Heren wege, om het woord waar te maken, dat de Here door de dienst van de Siloniet Achia, tot Jerobeam, de zoon van Nebat, gesproken had” 1 Koningen 12:15. God gebruikte de dwaze beslissingen van Rechabeam om Zijn wil te volbrengen. Als gevolg van Rechabeams harde antwoord scheurde het volk zich af van zijn koningschap en werden afvallig van het huis van David. Zij stelden Jerobeam aan als hun koning (1 Koningen 12:16-20). Jerobeam kon het volk blijkbaar geven wat Rechabeam niet wilde geven. Jerobeam was geliefd door het volk, hij was charismatisch. Rechabeam was nu enkel koning over Juda waartoe hij behoorde en over de stam van Benjamin. De pogingen om de opstand van de tien stammen te onderdrukken waren tevergeefs (1 Koningen 12:21-24).

Wat doet Jerobeam nu? (1 Koningen 12:25-12:32)

Eerder zagen we al dat God Jerobeam koning zou maken over tien stammen van Israel, maar dat God van hem verwachtte dat hij in Zijn wegen zou wandelen en zou doen wat recht was in de ogen van de Here (1 Koningen 11:35-38). God zou hem zegenen, maar Jerobeam vertrouwde God niet. Hij was bezorgd om de tempeldienst te Jeruzalem, dat het hart van het volk daarom terug zou keren tot koning Rechabeam en als gevolg daarvan hem zouden doden.

Daarom maakte hij twee gouden kalveren en stelde deze strategisch op in het noordelijke Dan en het zuidelijke Betel (1 Koningen 12:28-29). Hij deed het uitschijnen alsof hij de aanbidding gemakkelijker wilde maken voor het volk. “En dit werd een oorzaak tot zonde. Zelfs was het volk voor het ene beeld uitgelopen tot Dan toe” 1 Koningen 12:30.

Maar dat was niet het enigste. “Verder maakte hij tempels op de hoogten, en stelde priesters aan uit alle kringen van het volk, die niet tot de Levieten behoorden” 1 Koningen 12:31. Uit 2 Kronieken 13:9 blijkt dat zij die een jonge stier en zeven rammen betaalden, als priester werden aangesteld over wat geen goden zijn. “Ook voerde Jerobeam een feest in voor de achtste maand, voor de vijftiende dag dier maand, overeenkomstig het feest in Juda, en hij besteeg het altaar. Zo deed hij te Betel en offerde aan de kalveren die hij gemaakt had. Daarbij liet hij telkens de priesters der hoogten, die hij aangesteld had, in Betel optreden” 1 Koningen 12:32.

Het verhaal gaat verder dat een man Gods uit Juda tegen de het goddeloze gedrag van Jerobeam predikt (1 Koningen 13), maar hij bekeert zich niet. “Na deze gebeurtenis bekeerde Jerobeam zich niet van zijn kwade weg, maar hij stelde opnieuw uit alle kringen van het volk priesters aan voor de hoogten. Wie het begeerde, die wijdde hij, zodat hij tot priester der hoogten werd. En het volharden hierin werd tot zonde voor het huis van Jerobeam, tot zijn vernietiging en tot zijn verdelging van de aardbodem” 1 Koningen 13:33-34.

Wat de priesters en de Levieten deden (2 Kronieken 11:13-16)

Toen het rijk uiteenscheurde en Jereobeam het onmogelijk maakte om de wet van God na te leven, stonden zij die God trouw wilden blijven voor een keuze. Ofwel bij de charismatische Jerobeam blijven en ongehoorzaam worden aan God, ofwel zichzelf onder het koningschap van de harde Rechabeam voegen. Wel wat deden zij? “De priesters en de Levieten echter uit geheel Israel voegden zich uit hun gehele gebied bij hem, want de Levieten verlieten hun weidegronden en hun bezitting en gingen naar Juda en Jeruzalem, omdat Jerobeam en zijn zonen het hun onmogelijk maakten voor de Here het priesterambt te bekleden. Want hij stelde zich priesters aan voor de hoogten, voor de veldgeesten, en voor de kalveren die hij gemaakt had. Na hen zijn uit al de stammen van Israel zij die hun hart erop gezet hadden de Here, de God van Israel, te zoeken, te Jeruzalem gekomen, om aan de Here de God hunner vaderen, te offeren” 2 Kronieken 11:13-16.

Het was thans zoveel gemakkelijker voor hen om God de gaan aanbidden op de plaatsen waar Jerobeam de kalveren had opgesteld. Met zoveel nieuwe priesters zou hun werk zoveel minder zijn waardoor ze meer vrije tijd zouden hebben. Jerobeam leek een man van geloof te zijn, die zelfs een nieuwe feestdag in het leven riep. Het was zoveel gemakkelijker om Jerobeam te volgen. Maar toch was de keuze van hen die ervoor gekozen hadden God te zoeken voor de moeilijke weg.

Wat zou jij hebben gedaan? Wat doe jij vandaag de dag? Velen vandaag de dag kiezen een weg die gemakkelijk is en godsdienstig lijkt, maar het is niet Gods weg. Valse leraren zijn vaak zo liefdevol, zorgzaam en godsdienstig en dit verwart ons soms. Het doet ons tot hen keren ipv tot God.

Conclusie

Maar ik vermaan u, broeders, dat gij hen in het oog houdt, die, in afwijking van het onderwijs, dat gij hebt ontvangen, de onenigheden en de verleidingen veroorzaken, en mijdt hen. Want zulke lieden dienen niet onze Here Christus, maar hun eigen buik, en misleiden door hun schoonklinkende en vrome taal de harten der argelozen. Want uw gehoorzaamheid is bij allen bekend geworden. Over u verblijd ik mij dus, doch ik wil, dat gij niet alleen wijs zijt tot het goede, maar ook onbesmet van het kwade. De God nu des vredes zal weldra de satan onder uw voeten vertreden. De genade van onze Here Jezus zij met u!” Romeinen 16:17-20.


Vorige