Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Lessen van de splitsing van Israel (14) / 2 Koningen 3:1-27

Achazja werd koning van Israel na de dood van zijn vader Achab. Ook hij diende de Baäl en krenkte de Here. Josafat, de koning van Juda maakte een scheepvaart alliantie met Achazja maar de Here verbrak zijn werken waardoor de schepen schipbreuk leden. Toen Achazja uit het raam was gevallen, werd hij ziek. Omdat hij wilde weten wat er met hem zou gaan gebeuren liet hij zijn dienaren de afgod Baäl-zebub raadplegen. Elia liet hem weten dat hij in zijn ziekbed zou sterven omdat hij zijn vertrouwen in de afgoden stelde.

Josafats verbond met Joram (2 Koningen 3:1-27)

Joram, de zoon van Achab, werd koning over Israel te Samaria in het achttiende jaar van Josafat, de koning van Juda, en hij regeerde twaalf jaar. Hij deed wat kwaad is in de ogen des Heren; echter niet zoals zijn vader en zijn moeder: hij verwijderde de gewijde steen van Baal, die zijn vader gemaakt had. “Alleen volhardde hij in de zonden die Jerobeam, de zoon van Nebat, Israel had doen bedrijven; daarvan week hij niet af” 2 Koningen 3:3.

Na de dood van zijn broer Achazja, werd Joram koning van Israel. Hij was iets minder slecht dan zijn ouders, maar wandelde evenzeer in de zonden van Jerobeam. Hij verwijderde de gewijde stenen van Baäl die zijn vader had gemaakt, maar we zullen zien dat hij deze niet had vernietigd, hij had ze gewoon ergens opgeslagen (2 Koningen 10:26-27). Ook hij deed wat kwaad was in de ogen van de Here.

Mesa nu, de koning van Moab, was een schapenfokker; hij bracht aan de koning van Israel honderdduizend lammeren op en de wol van honderdduizend rammen. Maar zodra Achab gestorven was, viel de koning van Moab van de koning van Israel af. Koning Joram trok te dien dage op uit Samaria en monsterde geheel Israel. En hij zond tot Josafat, de koning van Juda, deze boodschap: De koning van Moab is van mij afgevallen; trekt gij met mij tegen Moab ten strijde? En hij antwoordde: Ik zal optrekken, ik ben als gij, mijn volk is als uw volk, mijn paarden zijn als uw paarden.

We zagen in de vorige les reeds dat Moab Israel was afgevallen na de dood van Achab  (2 Koningen 1:1). De Moabieten waren het die met de Ammonieten en Meünieten tegen Josafat in Juda ten strijde waren getrokken (2 Kronieken 20:1-2). Toen Achab nog leefde betaalde Mesa, de koning van Moab, schatting aan Israel, maar daar was hij mee gestopt. Koning Joram wil deze toestand nu rechtzetten, hij wil Moab weer onderwerpen Israel. Joram vraagt Josafat om hulp. Josafats antwoord is hetzelfde als wat hij Achab antwoordde (2 Kronieken 18:3). Dit is de vierde keer dat we lezen dat Josafat een verbond met de goddeloze maakt en vriendschap sluit met hen die de Here haten. Wat het extra moeilijk maakte voor Josafat is dat het zijn familie was geworden gezien hij zijn zoon Joram had uitgehuwelijkt aan Atalja, de dochter van Achab en Izebel. Atalja was de zuster van Achazja en Joram. Deze verbonden van Josafat hebben een grote invloed gehad op zijn leven en op dat van de natie Juda. Soms maken mensen slechte keuzes in hun leven waar ze nog redelijk goed lijken van af te komen, maar de erfenis die ze nalaten is vaak desastreus voor hun nageslacht. Josafat was iemand die de Here diende, maar die niet leerde van bepaalde zonden waar hij zwak in was.

Omdat er in Juda en Israel koningen met dezelfde namen waren, kan deze periode nogal eens verwarrend zijn. Zie onderstaand schema om te zien hoe zij met elkaar verbonden waren.


Ook vroeg hij: Langs welke weg zullen wij optrekken? En hij antwoordde: In de richting van de woestijn van Edom.  Zo ging de koning van Israel op weg met de koning van Juda en de koning van Edom. Maar toen zij zeven dagreizen rondgetrokken hadden, was er geen water voor het leger en de lastdieren die hen volgden. Toen zeide de koning van Israel: Ach, voorzeker heeft de Here deze drie koningen geroepen om hen in de macht van Moab te geven! Maar Josafat vroeg: Is hier geen profeet des Heren om door hem de Here te raadplegen? Toen antwoordde een van de dienaren van de koning van Israel en zeide: Hier is Elisa, de zoon van Safat, die water op Elia’s handen goot.

Omdat de reis lang duurde en er niet voldoende water voorhanden was in het woestijnachtige gebied, begon Joram te wanhopen nu ze bijna bij het grondgebied van Moab waren gekomen. De mens die God niet kent, wanhoopt bij de minste tegenslag, de mens die God kent keert zich op zo een moment tot zijn Redder. Josafat komt met het voorstel om een profeet van de Here te raadplegen. Elisa, die Elia was opgevolgd, werd geraadpleegd. Er is een engels gezegde dat spreekt ‘Do you see difficulties in every opportunity or opportunities in every difficulty?’, m.a.w. zie je kansen of zie je moeilijkheden?

En Josafat zeide: Bij hem is het woord des Heren. Daarop gingen de koning van Israel en Josafat, en de koning van Edom naar hem toe. “Maar Elisa zeide tot de koning van Israel: Wat heb ik met u te doen? Ga naar de profeten van uw vader en naar die van uw moeder” 2 Koningen 3:13. Doch de koning van Israel zeide tot hem: Neen, want de Here heeft deze drie koningen geroepen om hen in de macht van Moab te geven. “Toen zeide Elisa: Zo waar de Here der heerscharen leeft, in wiens dienst ik sta, als ik geen rekening wilde houden met Josafat, de koning van Juda, dan zou ik op u geen acht slaan of naar u omzien” 2 Koningen 3:14. Nu dan, haalt mij een citerspeler. En het geschiedde, toen de citerspeler speelde, dat de hand des Heren op hem kwam. En hij zeide: Zo zegt de Here: men make in dit dal vele greppels, want zo zegt de Here: gij zult geen wind voelen en geen stortregen zien; toch zal dit dal vol water lopen, zodat gij kunt drinken, gij met uw vee en uw lastdieren. En ook is dit nog maar een kleine zaak in de ogen des Heren: Hij zal bovendien Moab in uw macht geven,  zodat gij alle versterkte steden, de keur der steden zult innemen en alle goede bomen vellen en alle waterbronnen dichtstoppen en alle goede akkers met stenen bederven.

Elisa laat Joram weten dat hij met hem niets te doen heeft. Hij kon beter naar de profeten van zijn ouders gaan. Joram laat Elisa zien dat hij bang is en dat hij wanhoopt waarop Elisa hem laat weten dat hij enkel naar hem omziet omwille van Josafat. M.a.w. ‘ik zou mijn tijd niet met u verdoen ware het niet voor Josafat’. Omwille van Josafat geeft de Here de opdracht om greppels te maken in het dal. God zou deze vullen met water zodat ze konden drinken. Verder zou God Moab in hun handen geven.

De volgende morgen, juist bij het brengen van het offer, zie daar kwam water uit de richting van Edom, zodat het land vol water liep. Toen al de Moabieten gehoord hadden, dat de koningen opgetrokken waren om tegen hen te strijden, werden allen bijeengeroepen, die nog de krijgsgordel konden aangorden, ja ook nog ouderen; en zij stelden zich op aan de grens. “De volgende morgen vroeg, toen de zon over het water opging, zagen de Moabieten het water tegenover zich rood als bloed; en zij zeiden: Dat is bloed! De koningen zijn voorzeker met elkander in strijd geraakt en hebben elkander verslagen. Nu dan, Moabieten, aan de buit!” 2 Koningen 3:22-23.  Maar, toen zij bij de legerplaats van Israel kwamen, stonden de Israelieten op en versloegen de Moabieten, zodat dezen voor hen op de vlucht gingen; en zij drongen op en versloegen de Moabieten.

De volgende morgen bij het brengen van het dagelijks offer (vgl Exodus 29:38-41), veroorzaakte God een watervloed waardoor de greppels vol liepen. Ondertussen hadden de Moabieten zich gemobiliseerd om tegen Israel, Juda en Edom te strijden.  Toen zij ter plaatse kwamen, zagen zij het water rood als bloed doordat de ochtend zon erop scheen. Ze dachten dat Israel, Juda en Edom elkaar hadden aangevallen, iets wat ze zelf nog niet zolang geleden hadden meegemaakt (2 Kronieken 20:22-23). Toen de Moabieten bij het kamp kwamen dat ze wilden plunderen, werden ze verslagen door het leger van Israel en Juda.

De steden verwoestten zij, op alle goede akkers wierp ieder zijn steen, zodat zij ze daarmee geheel bedekten; alle waterbronnen stopten zij dicht, en alle goede bomen velden zij, totdat men alleen in Kir-chareset de stenen had laten overblijven. Toen slingeraars het omsingelden en beschoten, zag de koning van Moab dat de strijd hem te machtig werd; hij nam met zich zevenhonderd mannen die het zwaard konden voeren, om door te breken in de richting van de koning van Edom; maar zij konden het niet. “Daarop nam hij zijn eerstgeboren zoon, die in zijn plaats koning zou worden, en offerde hem ten brandoffer op de muur. Toen kwam een grote toorn over Israel, zodat zij van hem wegtrokken en naar hun land terugkeerden” 2 Koningen 3:27.

Toen de koning van Moab er niet in slaagde om de aanval af te slaan, offerde hij zijn eerstgeborene ten brandoffer op de muur.  In grote wanhoop doen mensen soms de vreselijkste dingen. Mesa dacht dat zijn god hem kon helpen en offerde hem zelfs zijn zoon, maar het mocht niet baten. Er is maar één God van hemel en aarde die de gebeden verhoort en Hij verhoort de gebeden van de oprechten van hart. Er kwam toen een grote toorn over Israel waardoor zij van Moab wegtrokken.

Vorige