Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Lessen van de splitsing van Israel (15) / 2 Koningen 2:1-25

Josafat  maakte een verbond met Joram, de zoon van Achab en Izebel. Joram was koning geworden na de dood van zijn broer Achazja. Omdat Moab Israel afvallig was geworden na de dood van Achab wilde Joram het land terug onderwerpen aan Israel. Daarvoor riep hij de hulp van Josafat in. Uiteindelijk geeft God hen de overwinning met de hulp van de profeet Elisa.

Elia ten hemel opgenomen (2 Koningen 2:1-18)

Het geschiedde, toen de Here Elia in een storm ten hemel zou opnemen, dat Elia met Elisa uit Gilgal ging. En Elia zeide tot Elisa: Blijf toch hier, want de Here heeft mij naar Betel gezonden. Maar Elisa zeide: Zo waar de Here leeft en gijzelf leeft, ik zal u niet verlaten. Daarop begaven zij zich naar Betel. Toen kwamen de profeten van Betel naar Elisa en vroegen hem: Weet gij, dat de Here heden uw heer boven uw hoofd zal wegnemen? En hij antwoordde: Ook ik weet het, zwijgt stil. En Elia zeide tot hem: Elisa, blijf toch hier, want de Here heeft mij naar Jericho gezonden. Maar hij zeide: Zo waar de Here leeft en gijzelf leeft, ik zal u niet verlaten. Zo kwamen zij te Jericho. Toen naderden de profeten van Jericho tot Elisa en vroegen hem: Weet gij, dat de Here heden uw heer boven uw hoofd zal wegnemen? En hij antwoordde: Ook ik weet het, zwijgt stil. En Elia zeide tot hem: Blijf toch hier, want de Here heeft mij naar de Jordaan gezonden. Maar hij zeide: Zo waar de Here leeft en gijzelf leeft, ik zal u niet verlaten. Zo gingen zij beiden verder.

God had Elisa aangeduid om een leerling van Elia te worden (1 Koningen 19:16-21) met de bedoeling dat Elisa uiteindelijk zijn opvolger zou worden. We hebben gezien dat Elisa alles had achtergelaten en Elia volgde waarheen hij ging. Nadat God Elia te kennen had gegeven dat hij in een storm zou worden opgenomen, ging Elia vanuit Gilgal nog langs de steden Betel en Jericho. Daar waren zonen van profeten (in het Hebreeuws eerder een verwijzing naar hen die deelhebben aan bepaalde kwaliteiten, in dit geval dus profetie) die blijkbaar een bepaalde relatie hadden met Elia. Het kan zijn dat deze profeten ook onder de hoede van Elia waren geplaatst door God, we zullen zien dat zij deze band met Elisa behouden nadat Elia in de hemel is opgenomen (zie 2 Koningen 4:1,38; 5:22; 6:1; 9:1). Het lijkt erop dat Elia als wijze van test tegen Elisa zegt om niet mee te gaan. Maar Elisa blijft trouw aan zijn woord om hem te volgen. hoewel hij wist dat Elia zou worden weggenomen.

Vijftig man van de profeten waren ook gegaan, maar bleven op verre afstand staan, toen zij beiden aan de Jordaan stilstonden. Daarop nam Elia zijn mantel, wond hem samen en sloeg op het water; en dit verdeelde zich herwaarts en derwaarts, zodat zij beiden door het droge overstaken. En zodra zij overgestoken waren, zeide Elia tot Elisa: Doe een wens. Wat zal ik voor u doen, eer ik van u word weggenomen? “En Elisa zeide: Zo moge dan een dubbel deel van uw geest op mij zijn. En Elia zeide: Gij hebt een moeilijke zaak gewenst. Indien gij mij zult zien, terwijl ik van u word weggenomen, dan zal het u aldus geschieden. Maar indien niet, dan zal het niet geschieden” 2 Koningen 2:9-10.

Vijftig van de zonen van de profeten waren met hen meegegaan en bleven van op een afstand kijken hoe Elia en Elisa stilstonden aan de Jordaan. Elia nam zijn mantel en sloeg ermee op het water dat zich daarop verdeelde,  zo konden zij over het droge oversteken. Toen de voeten van de priesters tijdens de intrede in het beloofde land het water aanraakten, trok het water ook weg zodat zij konden oversteken (Jozua 3:14-17). Ook Mozes deed de Rode Zee splitsen met zijn staf (Exodus 14:16,21). Elia zei Elisa om te vragen wat hij wilde voordat hij zou worden weggenomen. Elisa zou veel hebben kunnen vragen, maar hij vroeg een dubbel deel van zijn geest. Als we weten dat Elia een moedig, gehoorzaam, onbuigzaam, onpartijdig, rechtvaardig en trouw man Gods was ongeacht wat de gevolgen waren, dan weten we ook wat Elisa verlangde. Hij wilde de man zijn die Elia was. Het dubbel deel was in het O.T. het deel dat toekwam aan de oudste zoon (Deuteronomium 21:17) die het werk van de vader moest voortzetten. Wat Elisa vroeg was niet niks, het was immers een gave die enkel God hem kon geven en daarom koppelt Elia er een voorwaarde aan.

En, terwijl zij voortgingen, al wandelende en sprekende, zie, een vurige wagen en vurige paarden! en die maakten scheiding tussen hen beiden. Alzo voer Elia in een storm ten hemel. En Elisa zag het en riep uit: Mijn vader, mijn vader! Wagens en ruiters van Israel! En hij zag hem niet meer” 2 Koningen 2:11-12. Toen greep hij zijn klederen en scheurde ze in twee stukken. Daarop raapte hij de mantel van Elia op, die van hem afgevallen was, keerde terug en ging aan de oever van de Jordaan staan. En hij nam de mantel van Elia, die van hem afgevallen was, sloeg op het water, en riep: Waar is de Here, de God van Elia, ja Hij? Hij sloeg op het water en dit verdeelde zich herwaarts en derwaarts, zodat Elisa kon oversteken.

Toen ze verder wandelden, kwam er een vurige wagen met vurige paarden die Elia in een storm ten hemel voeren. Elia is samen met Henoch (Genesis 5:24) de enige waarvan we in de bijbel lezen dat hij niet is gestorven, maar rechtstreeks naar God is gegaan. Elisa zag het allemaal gebeuren en roept Elia na met de woorden ‘mijn vader, mijn vader! Wagens en ruiters van Israel!’. Deze woorden zullen zelf ook over Elisa worden gesproken door Joas (2 Koningen 13:14) en zijn een verwijzing naar het feit dat Elia een eenmansleger was, de machtige verdediger van Israel. Hij was een man die het verschil had gemaakt. Elisa scheurde zijn kleren van verdriet omdat zijn grote voorbeeld en mentor er niet meer was  (2 Samuel 13:19; Job 1:20). Maar nu is het aan hem om het werk van Elia verder te zetten. Nu moet hij uit de schaduw van Elia treden. Hij nam Elia’s mantel, sloeg op het water en het splitste ook nu weer zodat hij kon oversteken. Zijn vraag of God hem het dubbel deel van Elia’s geest had gegeven werd door God bevestigd. De afwezigheid van een groot strijder, betekent niet dat God ook afwezig is. God werkt verder met hen die bereid zijn om de mantel van Elia op te nemen. In dat opzicht wordt Johannes de Doper ook Elia genoemd (zie Lucas 1:13-17; Matteus 3:1-6; 11:2-15).

De profeten van Jericho, die op enige afstand stonden, zagen hem en zeiden: De geest van Elia rust op Elisa. En zij kwamen hem tegemoet en bogen zich voor hem ter aarde. En zij zeiden tot hem: Zie toch, er zijn onder uw knechten vijftig kloeke mannen; laat hen toch uw heer gaan zoeken, of niet misschien de Geest des Heren hem heeft opgenomen en op een van de bergen of in een van de dalen heeft neergeworpen. Maar hij zeide: Zendt ze niet. Doch, toen zij bij hem aandrongen tot schamens toe, zeide hij: Zendt ze dan maar. Zij zonden dan vijftig man, en dezen zochten drie dagen lang, maar vonden hem niet. “Toen zij tot hem terugkeerden, terwijl hij in Jericho vertoefde, zeide hij tot hen: Heb ik u niet gezegd: gaat niet?” 2 Koningen 2:18.

De zonen van de profeten van Jericho die van op afstand stonden te kijken, erkenden  dat de geest van Elia op Elisa rustte. Wanneer zij hem tegemoet komen, buigen zij zich uit eerbied voor hem neer. Toch wordt Elisa’s leiderschap al onmiddellijk op de proef gesteld door deze profeten. Ze wilden Elia laten zoeken. Ze dachten dat God hem misschien ergens anders op aarde terug had neergezet. Maar Elisa zegt dat ze dat niet moesten doen. Na drie vermoeiende dagen van zoeken kwamen ze tot hem terug. Elisa wees hen op het feit dat ze niet hadden geluisterd naar zijn woord. Als hij de plaats van Elia had overgenomen en zij dat erkenden, dan zouden ze zich er beter naar gedragen.

Elisa maakt het water te Jericho gezond (2 Koningen 2:19-22)

De mannen van de stad zeiden tot Elisa: Zie toch, de ligging van de stad is goed, zoals mijn heer ziet; maar het water is slecht, en de landstreek veroorzaakt misgeboorte. Toen zeide hij: Haalt mij een nieuwe schotel en doet er zout in. Zij haalden hem er een. “Daarop ging hij naar de waterwel, wierp het zout daarin en zeide: Zo zegt de Here: Ik maak dit water gezond; daaruit zal geen dood of misgeboorte meer voortkomen” 2 Koningen 2:21. En het water werd gezond, tot op deze dag, volgens het woord, dat Elisa gesproken had.

Elisa wordt door de mannen van Jericho gevraagd om iets te doen aan het water waarvan ze zeiden dat het misgeboorte veroorzaakte. Elisa vraagt om een nieuwe schotel te halen en om er zout in te doen. Ze deden alzo. Daarop ging Elisa naar de waterbron en wierp het zout erin. Daarop spreekt hij in naam van Zijn Heer, die het water gezond maakt zodat daaruit geen dood of misgeboorte meer zou voortkomen. Het water werd op Elisa’s woord weer gezond. Deze vloek kan voortkomen uit twee eerdere gebeurtenissen. De eerste is de vloek door Mozes gesproken aan het volk Israel, de vloek die over hen zou komen als ze God niet meer zouden gehoorzamen.  (Deuteronomium 28:15-18). De tweede is de vloek die werd uitgesproken over diegene die Jericho zou heropbouwen (Jozua 6:26; 1 Koningen 16:34). De kracht van de reiniging zat echter niet in de nieuwe schotel, noch in het zout, maar in het woord van God. De schotel en het zout waren slechts middelen om het geloof van de inwoners te testen. Als ze God geloofden, zouden ze doen wat Zijn profeet zei. Als ze God niet geloofden, zouden ze niet doen van Zijn profeet zei. De vloek werd opgeheven omdat de mensen God vreesden en Zijn woord geloofden.

De spottende knapen van Betel (2 Koningen 2:23-25)

Vandaar ging hij naar Betel. En toen hij de weg opklom, kwamen er kleine knapen uit de stad, die de spot met hem dreven en hem toeriepen: Kom op, kaalkop! Kom op, kaalkop! Toen wendde hij zich om, zag hen en vervloekte hen in de naam des Heren. Toen kwamen er twee berinnen uit het woud en verscheurden tweeenveertig van die kinderen.  En hij ging vandaar naar de berg Karmel, en vandaar keerde hij terug naar Samaria.

Vanuit Jericho ging Elisa naar Betel. Kleine knapen uit Betel kwamen hem tegemoet en riepen hem toe: “Kaalkop, ga op, kaalkop, ga op!” (zie SVV). Het Hebreeuwse woord waaruit ga op is vertaald, betekent ‘stijg op, ga omhoog, beklim, opgenomen worden …’. Knapen is een woord dat ruimer moet worden opgevat. Jozef wordt een jongeman/knaap genoemd hoewel hij ergens in de dertig was (Genesis 41:12). Jeremia noemt zichzelf  jong toen God hem riep. Zie ook Absalom (2 Samuel 18:5) en de soldaten van Achab (1 Koningen 20:14). In al deze verzen wordt hetzelfde Hebreeuwse woord gebruikt dat betekent ‘kind, jongen, jongeling, bediende’. Het lijkt er dus op dat de knapen van Betel tieners of twintigers waren. Zij hadden niet beter gevonden dan de profeet des Heren weg te jagen door te zeggen dat hij Elia maar achterna moest gaan. Ze wilden hem niet in hun stad hebben wegens hun afgoderij (1 Koningen 13:1,4). Zij die Gods boodschappers weigeren, weigeren ook de Here en ontvangen hun loon van Hem!


Vorige