Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Lessen van de splitsing van Israel (26) / 2 Kronieken 25:1-27

Joachaz, zoon van Jehu, wordt koning van Israel. Ook hij deed net als zijn vader wat kwaad is in de ogen van de Here. Hij week niet af van de zonden van Jerobeam. God gaf Israel daarom over in de macht van Hazael. Maar Joachaz zocht in zijn verdrukking de Here en God gaf Israel een verlosser. Toch bekeerde Israel zich niet van de goddeloosheid. Joachaz’ zoon Joas wordt koning in zijn plaats. Ook hij deed wat kwaad is in de ogen van de Here. Elisa lag op sterven door een ziekte. Hij profeteert dat Joas Aram zou verslaan door Gods kracht, maar omdat Joas maar 3 keer op de grond sloeg, zou God hem maar 3 overwinningen op Aram geven.

Amasja wordt koning van Juda (2 Kronieken 25:1-4)

Toen Amasja vijfentwintig jaar oud was, werd hij koning en hij regeerde negenentwintig jaar te Jeruzalem. Zijn moeder heette Jehoaddan; zij was uit Jeruzalem. “Hij deed wat recht is in de ogen des Heren, maar niet met een volkomen toegewijd hart” 2 Kronieken 25:2. Zodra hij het koningschap vast in handen had, bracht hij de dienaren om, die zijn vader, de koning, hadden gedood. Maar hun kinderen bracht hij niet ter dood, overeenkomstig hetgeen geschreven staat in de wet, in het boek van Mozes, waar de Here geboden heeft: De vaders zullen niet sterven om de kinderen, en de kinderen zullen niet sterven om de vaders, maar ieder zal om zijn eigen zonde sterven.

“In het tweede jaar van Joas, de zoon van Joachaz, de koning van Israel, werd Amasja koning, de zoon van Joas, de koning van Juda”2 Koningen 14:1. Zijn vader Joas van Juda was gedood door zijn dienaren omdat hij Zekarja had laten doden. Nu werd Joas op vijfentwintigjarige leeftijd koning. Hij was iemand die deed wat recht is in de ogen van de Here, maar zijn hart was God niet volledig toegewijd. “En hij deed wat recht is in de ogen des Heren, echter niet zoals zijn vader David; hij deed geheel zoals zijn vader Joas gedaan had:  de hoogten alleen verdwenen niet, nog steeds slachtte en offerde het volk op de hoogten” 2 Koningen 14:3. Toen hij het koningschap in zijn greep had, doodde hij de dienaren die zijn vader hadden gedood. Maar hun kinderen doodde hij niet omdat God dat had verboden (Deuteronomium 24:16; vgl Ezechiël 18:4,20).

Amasja voert oorlog tegen de Edomieten en aanbid hun goden (2 Kronieken 25:5-16)

Daarna riep Amasja Juda bijeen en stelde het op naar de families, naar de oversten der duizenden en naar de oversten der honderden van geheel Juda en Benjamin; hij telde hen, van twintig jaar oud en daarboven, en bevond, dat er driehonderdduizend krijgers waren, die in het leger konden uitrukken, die speer en schild hanteerden. Ook huurde hij uit Israel honderdduizend krijgsknechten voor honderd talenten zilver. “Maar een man Gods kwam tot hem en zeide: O koning, laat het leger van Israel niet met u gaan, want de Here is niet met Israel, met al die Efraimieten” 2 Kronieken 25:7. Doch gij, ga, doe maar, wees sterk tot de strijd: God zal u doen struikelen voor de vijand, want God heeft de macht te helpen en de macht te doen struikelen.

Amasja wilde Edom terug veroveren. Edom was Juda afvallig geworden onder het koningschap van Joram, zoon van Josafat (2 Koningen 8:20). Amasja telde onder de Judeeërs een leger van driehonderdduizend krijgers. Ook huurde hij honderdduizend krijgers van Israel voor honderd talenten. Maar een profeet van God waarschuwde Amasja om geen krijgers van Israel mee te nemen omdat God niet met Israel was. Zelfs al zou hij heldhaftig strijden, het zou tevergeefs zijn omdat God hem zou doen struikelen. Soms denken we dat we al teveel hebben geïnvesteerd in het verkeerde, dat het slecht zou zijn om dat op te geven. Maar wanneer we zo denken vergeten we dat God meer kan geven dan het slechte dat we moeten opgeven .

Toen zeide Amasja tot de man Gods: Wat dan te doen met het oog op de honderd talenten die ik aan de troepen van Israel gegeven heb? Doch de man Gods zeide: De Here kan u meer geven dan dit” 2 Kronieken 25:9. Daarop zonderde Amasja de troepen af, die uit Efraim tot hem gekomen waren, opdat zij naar hun woonplaats zouden gaan. Toen ontbrandde hun toorn zeer tegen Juda en zij keerden naar hun plaats terug, ziedend van toorn. Amasja betoonde zich een krachtig man, hij voerde zijn volk naar het Zoutdal en versloeg van de Seirieten tienduizend man. Ook voerden de Judeeers tienduizend man gevangenen levend weg en brachten hen op de top van een rots en wierpen hen van de top der rots, zodat zij allen verpletterd werden. De troepen echter, die Amasja had doen terugkeren, zodat zij niet met hem ten strijde trokken, deden van Samaria uit een overval op de steden van Juda, tot Bet-choron toe; zij sloegen er drieduizend man dood en roofden een grote buit.

Toen Amasja begreep dat hij niet succesvol zou zijn om tegen Edom te strijden met de Israelieten, was hij bezorgd om het geld dat hij hun al had betaald. Maar de profeet zegt terecht dat God hem meer kan geven dan het geld dat hij hun al heeft betaald. Hij had maar eerst God moeten raadplegen! Josafat had ook moeten leren dat een mens niet ongestraft de goddeloze kan helpen en ongestraft bevriend kan zijn met hen die de Here haten (vgl 2 Kronieken 19:2). Zij die tegen de Here strijden zullen niet voorspoedig zijn was wat Jerobeam heeft moeten leren (vgl 2 Kronieken 13:12).

Amasja besluit om naar God te luisteren en stuurt de troepen uit Efraim terug naar huis. Maar de troepen waren niet blij, ze waren woedend omdat ze nu geen deel kregen in de buit. Amasja leidt vervolgens zijn leger naar het Zoutdal en versloeg tienduizend Seirieten. Ook voerden zij tienduizend gevangenen weg en wierpen hen van een rots. De troepen uit Efraïm planden wraak en overvielen steden in Juda. Ze doodden  drieduizend man en roofden een grote buit.


Nadat Amasja van het verslaan der Edomieten teruggekeerd was, stelde hij de goden der Seirieten, die hij meegebracht had, voor zich als goden op, boog zich voor hen neer en ontstak voor hen offers. “Toen ontbrandde de toorn des Heren tegen Amasja en Hij zond een profeet tot hem, die tot hem zeide: Waarom hebt gij van dat volk de goden gezocht, die immers hun eigen volk niet uit uw macht gered hebben?” 2 Kronieken 25:15.  Maar terwijl deze tot hem sprak, zeide hij tot hem: Heeft men u tot raadsman van de koning aangesteld? Houd op, waarom zou men u doden? Toen hield de profeet op en zeide: Ik bemerk, dat God besloten heeft u in het verderf te storten; omdat gij dit doet en niet naar mijn raad luistert.

Toen Amasja terugkeerde van Edom begon hij de goden van de Edomieten te aanbidden, hij boog zich voor hen neer en ontstak offers. God werd toornig op Amasja en vroeg hem waarom hij de goden van Edom zocht. Deze afgoden hadden Edom immers niet kunnen redden. God probeerde Amasja tot inkeer te brengen. Amasja wilde echter niet horen wat de profeet te zeggen had. De profeet laat Amasja over aan zijn lot omdat hij niet naar zijn raad wilde luisteren. Amasja wilde niet gecorrigeerd worden.

Amasja voert oorlog tegen Joas van Israel (2 Kronieken 25:17-24)

Daarna pleegde Amasja, de koning van Juda, overleg en zond Joas, de zoon van Joachaz, de zoon van Jehu, de koning van Israel, de boodschap: Kom, laten wij ons met elkander meten! Maar Joas, de koning van Israel, zond aan Amasja, de koning van Juda, dit antwoord: De distel op de Libanon zond tot de ceder op de Libanon de uitnodiging: geef toch uw dochter aan mijn zoon tot vrouw. Maar de dieren des velds op de Libanon kwamen voorbij en vertrapten de distel. Gij denkt: zie, ik heb Edom verslagen; daardoor heeft uw hart u overmoedig gemaakt en zoekt gij eer. Blijf thans in uw huis. Waarom zoudt gij het ongeluk tarten en ten val komen en Juda met u? “Maar Amasja luisterde niet, want God had dit beschikt, om hen prijs te geven, omdat zij de goden van Edom gezocht hadden” 2 Kronieken 25:20.  Toen trok Joas, de koning van Israel, op en zij maten zich met elkander, hij en Amasja, de koning van Juda, te Bet-semes, in Juda. En Juda werd door Israel verslagen; zij vluchtten allen naar hun tenten.

Amasja besluit met een hoogmoedig hart en gesterkt door zijn afgoden, om zich te meten met Joas van Israel. Joas antwoord hem terug met een gelijkenis over distel en de ceder. De distel is een stekelachtige boom terwijl de ceder een mooie grote boom is. Waarom zou de distel het in zijn hoofd halen om aan de ceder te vragen om zijn dochter aan de zoon van de distel tot vrouw te geven. Maw ‘waar haalt ge het in uw hoofd om uzelf met mij te willen meten. De overwinning op Edom is u naar het hoofd gestegen’ zegt Joas. Amasja wilde echter niet luisteren. God zou hem straffen omdat hij de goden van Edom was nagelopen. Juda werd verslagen door Israel!

Joas nu, de koning van Israel, nam Amasja, de koning van Juda, de zoon van Joas, de zoon van Joachaz, te Bet-semes gevangen. En hij bracht hem naar Jeruzalem en brak de muur van Jeruzalem af, van de Efraimpoort tot de Hoekpoort, vierhonderd el. Daarop nam hij al het goud en zilver en al het gerei, dat zich in het huis Gods bij Obed-edom bevond, ook de schatten van het koninklijk paleis, benevens gijzelaars, en keerde terug naar Samaria. Amasja, de zoon van Joas, de koning van Juda, leefde na de dood van Joas, de zoon van Joachaz, de koning van Israel, nog vijftien jaar. Het overige van de geschiedenis van Amasja, uit vroeger en later tijd, zie, het is immers beschreven in het boek der koningen van Juda en van Israel. Van de tijd af, dat Amasja afweek van de Here, smeedde men te Jeruzalem een samenzwering tegen hem. En hij vluchtte naar Lakis. Maar men liet hem achternazetten naar Lakis en daar doden. Men legde hem op paarden en begroef hem bij zijn vaderen in de stad Davids.

Joas nam Amasja gevangen. Hij bracht hem naar Jeruzalem en brak de muur van Jeruzalem af. Ook nam hij al het goud en zilver en al het gerief uit het huis Gods. Ook plunderde hij het koninklijk paleis en keerde met gijzelaars terug naar Samaria. Amasja bleef achter in een gehavend koninkrijk. Maar Joas van Israel stierf en Amasja bleef nog vijftien jaar koning van Juda. Vanaf de tijd dat hij van de Here was afgeweken, smeedde men voortdurend samenzweringen tegen hem. Hij vluchtte naar Lakis waar hij werd gedood.

Vorige