Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Lessen van de splitsing van Israel (34) / 2 Koningen 19:1-37

Hizkia kende verschillende belegeringen van de koning van Assyrië. In zijn veertiende jaar trok Sanherib tegen Juda op en bezette de steden. Hizkia besloot schatting te betalen en nam het goud en zilver van de tempel en van het paleis. Maar op een gegeven moment besluit Hizkia om de schatting niet meer te betalen. Hij komt in opstand tegen Sanherib. Daarop trekt Sanherib ten strijde en belegert Jeruzalem. Met dreigende taal probeert hij het volk te intimiderenl, maar het volk antwoordde niets omdat de koning het bevolen had.

Hizkia vraagt Jesaja om hulp (2 Koningen 19:1-7; Jesaja 37)

Zodra koning Hizkia deze hoorde, scheurde hij zijn klederen, bedekte zich met een rouwgewaad en ging het huis des Heren binnen. Ook zond hij de hofmaarschalk Eljakim, de schrijver Sebna en de oudsten der priesters, bedekt met rouwgewaden, tot de profeet Jesaja, de zoon van Amoz.  Zij zeiden tot hem: Zo zegt Hizkia: deze dag is een dag van benauwdheid, straf en smaad; want kinderen zijn aan de geboorte toe, maar er is geen kracht om te baren. Wellicht hoort de Here, uw God, al de woorden van de maarschalk, waarmee zijn heer, de koning van Assur, hem gezonden heeft om de levende God te honen, en zal Hij straf oefenen om de woorden die de Here, uw God, gehoord heeft; wil dan een gebed opzenden voor het overblijfsel dat nog gevonden wordt. Toen kwamen de dienaren van koning Hizkia tot Jesaja, “en Jesaja zeide tot hen: Zo zult gij tot uw heer zeggen: Zo zegt de Here: Vrees niet voor de woorden die gij gehoord hebt, waarmee de hovelingen van de koning van Assur Mij gelasterd hebben. Zie, Ik zend een geest in hem, en hij zal een gerucht vernemen, zodat hij naar zijn land zal terugkeren, en Ik zal hem door het zwaard vellen in zijn eigen land” 2 Koningen 19:1-7.

Hizkia scheurt zijn kleren en keert zich tot God, wetende dat God de enige is die hem kan helpen. Het is niet omdat hij op God vertrouwde, dat de situatie daarom niet bedreigend voor hem was. Integendeel! De vraag is hoe hij daarop zal reageren. Hij laat Jesaja berichten wat er is gebeurd. God laat Hizkia weten dat hij niet bang moet zijn voor de woorden van de koning van Assur. Sanherib zou een gerucht vernemen waardoor hij tot zijn land zou terugkeren waar hij uiteindelijk door een zwaard zou geveld worden. De grootste fout die de koning van Assur maakte, was om God te lasteren. Hizkia moest weten dat hij nergens voor moest vrezen, hoe bedreigend de situatie ook was.

Sanherib bedreigt Israel opnieuw via een brief (2 Koningen 19:8-13)

Toen de maarschalk terugkeerde, vond hij de koning van Assur strijdende tegen Libna, want hij had gehoord, dat hij van Lakis opgebroken was. Doch, toen deze aangaande Tirhaka, de koning van Ethiopie, vernam: Zie, hij is opgetrokken om tegen u te strijden; zond hij wederom gezanten naar Hizkia met deze opdracht: “Zo zult gij zeggen tot Hizkia, de koning van Juda: Laat uw God, op wie gij vertrouwt, u niet bedriegen door te zeggen: Jeruzalem zal niet in de macht van de koning van Assur gegeven worden” 2 Koningen 19:10. Zie, gij zelf hebt gehoord wat de koningen van Assur met alle landen gedaan hebben door ze met de ban te slaan; zoudt gij dan gered worden? Hebben soms de goden der volken die mijn vaderen vernietigd hebben, hen gered: Gozan, Haran, Resef en de bewoners van Eden in Telassar?  Waar is hij, de koning van Hamat, de koning van Arpad, de koning van de stad Sefarwaim, van Hena en van Iwwa?

Toen de maarschalk terugkeerde van Jeruzalem, vond hij zijn koning in een strijd verwikkeld tegen Libna. Ook vernam Sanherib op dat moment dat Tihaka, de koning van Ethiopië tegen hem was opgetrokken. Op dat moment stuurt Sanherib een brief naar Hizkia waarin hij hem opnieuw bedreigt. Maar als hij werkelijk zo sterk was, waarom had hij Juda dan niet gewoon ingenomen?

Hizkia gaat in gebed (2 Koningen 19:14-19)

Hizkia nam de brief uit de hand der gezanten en las hem. Toen ging Hizkia op naar het huis des Heren, spreidde hem uit voor het aangezicht des Heren, en bad voor het aangezicht des Heren en zeide: Here, God van Israel, die op de cherubs troont, Gij, Gij alleen zijt God over alle koninkrijken der aarde; Gij hebt de hemel en de aarde gemaakt. “Neig, Here, uw oor en hoor; open, Here, uw ogen en zie; hoor de boodschap, die Sanherib heeft gezonden om de levende God te honen” 2 Koningen 19:16. Waarlijk, Here, de koningen van Assur hebben de volken en hun landen verwoest en hun goden in het vuur geworpen, want het waren geen goden, maar slechts het maaksel van mensenhanden: hout en steen; daarom hebben zij die kunnen vernietigen. Nu dan, Here, onze God, verlos ons uit zijn macht; dan zullen alle koninkrijken der aarde weten, dat Gij, Here, alleen God zijt.

Hizkia neem de brief en spreidt hem uit voor God. Hij vraagt God om hulp en raad. Hij brengt zijn probleem bij God. Wat mensen echter te vaak doen is niet om hun probleem bij God te brengen, maar hun oplossing. Ze bidden ‘God, dit is wat ik besloten heb dat er gedaan moet worden, kunt ge ervoor zorgen dat het gebeurd?’. Hizkia echter erkent Gods Grootheid en Almacht. En dat is wat wij ook moeten doen. Hoewel Hizkia ook erkent dat de koningen van Assur al die volken en hun goden hebben verwoest, weet hij dat ze dat hebben kunnen doen omdat het afgoden waren. Daarom beroept hij op God die meer is dan alle afgoden en koningen van de wereld. Soms lijkt het erop dat God niets doet en dat we er alleen voor staan, maar we mogen weten dat God bezig is met ons te helpen.

Gods antwoord op de dreigbrief van Sanherib (2 Koningen 19:20-34)

Toen zond Jesaja, de zoon van Amoz, tot Hizkia deze boodschap: Zo zegt de Here, de God van Israel: wat gij tot Mij gebeden hebt betreffende Sanherib, de koning van Assur, heb Ik gehoord.

Het gebed van Hizkia was oprecht en nederig. Het had zijn doel niet gemist. God had het gebed verhoord. Hoe goed is het niet om te weten dat de gebeden van de rechtvaardigen verhoord worden (Jakobus 5:16).

Dit is het woord, dat de Here over hem spreekt: zij veracht u, zij bespot u, de jonkvrouw, de dochter Sions; zij schudt het hoofd achter u, de dochter van Jeruzalem. “Wie hebt gij gehoond en gelasterd, en tegen wie de stem verheven en uw ogen trots opgeslagen? Tegen de Heilige Israels!” 2 Koningen 19:22. Door uw gezanten hebt gij de Here gehoond en gezegd: met de menigte mijner wagens bestijg ik de hoogten der bergen, tot ver in de Libanon; ik vel zijn statige ceders, de keur zijner cypressen; ik dring door zelfs tot zijn verste schuilplaats, zijn weelderig woud. Ik graaf en drink water in den vreemde; ik leg met mijn voetzool alle Nijlarmen van Egypte droog. “Hebt gij het dan niet gehoord, dat Ik het van overlang bereid en van de dagen van ouds vorm gegeven heb?” 2 Koningen 19:25. Nu heb Ik het doen komen: gij moest de versterkte steden verwoesten tot puinhopen;  haar inwoners werden machteloos, verslagen en beschaamd; zij werden tot kruid van het veld of tot jong groen, tot gras op de daken, of tot koren, verdord eer het rijp wordt.

De grootste fout die Sanherib maakte, was dat hij dacht dat hij het uit zijn eigen kracht had gedaan. Hij was hoogmoedig en verhief zichzelf boven wat hij werkelijk was. Het was niet hij die het gedaan had, het was God die het op voorhand gepland had dat dit zou gebeuren (vgl Jesaja 10:5-34). God gebruikte de hoogmoed van Sanherib om Zijn Wil te volbrengen. Net zoals de Joden dachten een goede zaak te dienen door Jezus te kruisigen. God gebruikte hun nijd om de vergeving van zonden tot stand te brengen (Handelingen 2:22-23; 4:27-28). Wanneer mensen naar hun leven kijken en wat ze hebben verwezenlijkt, dan gaan ze vaak langs hun schoenen lopen denkende dat zij het door hun eigen kracht hebben gedaan.

Maar Ik ken uw zitten, uw uitgaan en ingaan en uw razen tegen Mij. “Omdat gij tegen Mij geraasd hebt en uw overmoed tot mijn oren is opgestegen zal Ik mijn haak in uw neus slaan en mijn bit in uw mond leggen, en u doen terugkeren langs de weg die gij gekomen zijt” 2 Koningen 19:28. En dit zal u het teken zijn: gij zult dit jaar eten wat vanzelf opkomt en in het tweede jaar wat nawast; maar zaait in het derde jaar en oogst, plant wijngaarden, en eet de vrucht daarvan. Immers wat van het huis van Juda ontkomen is, wat over is, dat zal opnieuw naar beneden wortel schieten en naar boven vrucht dragen. Want van Jeruzalem zal een overblijfsel uitgaan, en van de berg Sion wat ontkomen zal; de ijver van de Here der heerscharen zal dit doen. Daarom, zo zegt de Here van de koning van Assur: hij zal in deze stad niet komen; hij zal geen pijl daarin schieten, geen schild daartegen opheffen en geen wal daartegen opwerpen. Langs de weg die hij gekomen is, zal hij terugkeren, maar in deze stad zal hij niet komen, luidt het woord des Heren. “En Ik zal deze stad beschutten om haar te verlossen om Mijnentwil en ter wille van mijn knecht David” 2 Koningen 19:34.

Hizkia moest niets vrezen, God kende het razen van Sanherib. God zou met hem afrekenen. Hij zou geen voet meer zetten in Jeruzalem. God is haar verlosser! Al dat dreigen had Sanherib niet kunnen helpen.

Sanheribs einde (2 Koningen 19:35-37)

In die nacht ging de Engel des Heren uit en sloeg in het leger van Assur honderdvijfentachtigduizend man. Toen men vroeg in de morgen opstond, zie, zij allen waren lijken. Dus brak Sanherib, de koning van Assur, op en aanvaardde de terugtocht; en hij bleef te Nineve. Eens, toen hij zich neerboog in de tempel van zijn god Nisrok, doodden zijn zonen, Adrammelek en Sareser, hem met het zwaard; doch zij ontkwamen naar het land Ararat. Zijn zoon Esarhaddon werd koning in zijn plaats.

Een Engel van God sloeg het leger van Assur en Sanherib trok zich beschaamd terug naar Nineve. Daar werd hij gedood door zijn zonen in de tempel van zijn god. Zijn zoon Esarhaddon werd koning in zijn plaats. “Velen brachten naar Jeruzalem geschenken voor de Here en kostbaarheden voor Jechizkia, de koning van Juda. Van toen af stond hij bij alle volken hoog in aanzien” 2 Kronieken 32:23.

Vorige