Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Lessen van de splitsing van Israel (36) / 2 Koningen 21:1-16; 2 Kronieken 33:10-20

In de dagen van de dreiging van de koning van Assyrië werd Hizkia ten dode toe ziek. Jesaja liet hem weten dat hij niet meer zou herstellen van zijn ziekte. Maar Hizkia keerde zich tot God om langer te leven en smeekte onder luid geween. God verhoorde zijn gebed. Toen er een gezantschap uit Babel kwam, was Hizkia vereerd en hij liet hen al zijn schatten en bezittingen zien. Hizkia handelde uit hoogmoed en God zou Babel gebruiken om Juda te straffen. Dit zou echter niet tijdens het koningschap van Hizkia gebeuren. Na zijn dood werd zijn zoon Manasse koning van Juda.

Manasse wordt koning van Juda, hij handelt zeer goddeloos (2 Koningen 21:1-16)

Manasse was twaalf jaar oud, toen hij koning werd; hij regeerde vijfenvijftig jaar te Jeruzalem. Zijn moeder heette Chefsiba. “Hij deed wat kwaad is in de ogen des Heren, naar de gruwelen der volken die de Here voor de Israelieten uit had verdreven” 2 Koningen 21:2. Hij herbouwde de offerhoogten die zijn vader Hizkia verwoest had, richtte altaren voor de Baal op, maakte gewijde palen, zoals Achab, de koning van Israel, gedaan had, en boog zich neer voor het gehele heer des hemels en diende het. Ook bouwde hij altaren in het huis des Heren, met het oog waarop de Here gezegd had: In Jeruzalem zal Ik mijn naam vestigen. En hij bouwde altaren voor het gehele heer des hemels in de beide voorhoven van het huis des Heren. Ja, hij deed zijn zoon door het vuur gaan, liet zich in met toverij en waarzeggerij, en stelde bezweerders van doden en van geesten aan. Hij deed veel, dat kwaad is in de ogen des Heren, en krenkte Hem daardoor. Hij plaatste ook een beeld van Asjera, dat hij gemaakt had, in het huis, waarvan de Here gezegd had tot David en diens zoon Salomo: In dit huis, hier in Jeruzalem, dat Ik verkoren heb uit al de stammen van Israel, zal Ik mijn naam vestigen tot in eeuwigheid; Ik zal Israels voet niet meer doen wijken van het land dat Ik aan hun vaderen gegeven heb, indien zij slechts naarstig doen naar al wat Ik hun geboden heb, en naar de gehele wet, die mijn knecht Mozes hun geboden heeft.

Op twaalfjarige leeftijd werd Manasse, zoon van Hizkia, koning over Juda. Hij regeerde vijfenvijftig jaar. Hoewel hij de langst regerende koning was, zegt de termijn van zijn koningschap niets over de kwaliteit ervan. Het wil niet zeggen dat een koning lang regeert, dat hij daarom ook godvruchtig was. Manasse kreeg een sterk en welvarend rijk onder zijn bewind dat zijn vader had opgebouwd.

Maar Manasse handelde zeer goddeloos. We kunnen ons afvragen als de halfslachtige en hoogmoedige houding van zijn vader na zijn ziekte daar iets mee had te maken. Hoe dan ook, de goddeloosheid van Manasse was verregaand en bevestigt de spreuk dat God kinderen heeft, maar geen kleinkinderen. Alles wat Hizkia had opgebouwd werd door zijn zoon teniet gedaan (vgl Ezechiël 18:19-24). Hoe vreselijk is het niet voor een vader om een kind te hebben die zo goddeloos handelt. En hoewel opvoeding een oorzaak kan zijn van goddeloze kinderen, is het toch niet altijd zo. Kijk naar de opvoeding die God aan Zijn kinderen geeft. Dat is de beste opvoeding en toch gaan veel kinderen de verkeerde weg op. En dat komt door hun vrije wil. Het goed opvoeden van kinderen neemt hun vrije wil niet weg.

Manasse herbouwde de offerhoogten die zijn vader had verwoest. Hij richtte altaren voor de Baäl op en maakte gewijde palen zoals Achab van Israel dat had gedaan. Manasse diende het gehele heer van de hemel. Ook bouwde hij altaren in de tempel waarvan God gezegd had dat Zijn huis zou zijn. Hij deed zelfs zijn zoon door het vuur gaan, liet zich in met toverij en waarzeggerij en stelde bezweerders van doden en geesten aan. Ook plaatste hij een beeld van Asjera in de tempel. Manasse was vergeten dat God gehoorzaamheid aan de wet van Mozes verwachtte, wilde hij en het volk Gods zegen ervaren.

Maar zij luisterden niet; want Manasse verleidde hen, zodat zij meer kwaad deden dan de volken die de Here voor de Israelieten had verdelgd” 2 Koningen 21:9. Daarom sprak de Here door zijn knechten, de profeten, aldus: Aangezien Manasse, de koning van Juda, deze gruwelen gedaan heeft, bedreef hij meer kwaad dan al wat de Amorieten gedaan hebben, die voor hem geweest zijn; ook Juda heeft hij door zijn afgoden doen zondigen. Daarom, zo zegt de Here, de God van Israel: Zie, Ik breng onheil over Jeruzalem en Juda, waardoor allen die ervan horen, beide oren zullen tuiten; en Ik zal aan Jeruzalem het meetsnoer aanleggen, dat Ik aan Samaria, en het paslood dat Ik aan het huis van Achab aangelegd heb, en Ik zal Jeruzalem uitvegen, zoals men een schotel uitveegt; heeft men hem uitgeveegd, dan keert men hem ondersteboven. “Ik zal het overschot van mijn erfdeel verwerpen, en hen geven in de macht van hun vijanden, zodat zij worden ten buit en tot plundering voor al hun vijanden; omdat zij gedaan hebben wat kwaad is in mijn ogen en Mij gedurig hebben gekrenkt, van de dag af, waarop hun vaderen uit Egypte zijn getrokken tot op de huidige dag” 2 Koningen 21:14-15. Ook vergoot Manasse zoveel onschuldig bloed, dat hij Jeruzalem daarmee vulde van het ene einde tot het andere; nog boven de zonde die hij Juda had doen bedrijven, waardoor het deed wat kwaad is in de ogen des Heren.

Maar noch Manasse, noch het volk wilden luisteren naar Gods woord. Daarom sprak God door zijn profeten een oordeel uit over Juda. Maar ze bleven ongehoorzaam zodat zij meer kwaad deden dan al wat de Amorieten gedaan hebben. De woorden van de profeten vielen in dovemansoren. Manasse heeft veel onschuldig bloed vergoten, zoveel dat hij Jeruzalem daarmee kon vullen van het ene einde tot het einde. Overlevering vertelt ons dat Manasse de profeet Jesaja heeft gedood door hem doormidden te zagen. Hebreeën 11:35-38 vertelt ons dat het een mogelijkheid is, gezien er trouwe gelovigen doormidden zijn gezaagd.

God sprak tot Manasse en het volk, maar zij luisterden niet (2 Kronieken 33:10-20)

De Here sprak tot Manasse en zijn volk, maar zij luisterden niet. Daarom bracht de Here over hen de legeroversten van de koning van Assur, die Manasse grepen met haken, hem boeiden met twee koperen ketenen en naar Babel voerden. “Maar, toen hij in het nauw geraakt was, zocht hij de gunst van de Here, zijn God; hij verootmoedigde zich diep voor het aangezicht van de God zijner vaderen en bad tot Hem; toen liet Hij Zich door hem verbidden, hoorde zijn smeking, bracht hem naar Jeruzalem terug en herstelde hem in zijn koningschap. En Manasse erkende, dat de Here God is” 2 Kronieken 33:12-13.

God bleef tot hun spreken totdat de maat vol was. God liet de koning van Assur Manasse grijpen met haken. Hij werd geboeid met twee koperen ketenen en naar Babel gevoerd. Dit was een terecht oordeel over de meest goddeloze koning van Juda na Achaz. De wet van Mozes leerde hun dat dit het gevolg zou zijn van hun handelen: “De Here zal u en de koning, die gij over u hebt aangesteld, naar een volk voeren dat gij niet kendet, gij noch uw vaderen; aldaar zult gij andere goden dienen, hout en steen.Gij zult een voorwerp van ontzetting worden, een spreekwoord en een spotrede onder alle volken, naar wier land de Here u wegvoert” Deuteronomium 28:36-37.

We zouden het bijna niet geloven, maar toen Manasse in het nauw geraakt was, zocht hij de gunst van de Here zijn God. Hij verootmoedigde zich diep voor Gods aangezicht en bad tot Hem. En wat deed God? God liet Zich door hem verbidden, Hij aanhoorde zijn smeking. God bracht hem terug naar Jeruzalem en herstelde hem in zijn koningschap. En vanaf toen erkende Manasse dat de Here God is. Ook dit was voorzegd in de wet van Mozes: “Wanneer Ik de hemel toesluit, zodat er geen regen is, wanneer Ik de sprinkhanen gebied het land kaal te vreten, indien Ik pest onder mijn volk zend, en mijn volk waarover mijn naam is uitgeroepen, verootmoedigt zich en zij bidden en zoeken mijn aangezicht en bekeren zich van hun boze wegen, dan zal Ik uit de hemel horen, en hun zonde vergeven en hun land herstellen” 2 Kronieken 7:13-14. Het had hem deze grote vernedering bespaard, als hij vanaf het begin naar God had geluisterd.

Veel gelovigen zijn zoals Manasse, ze leven er eerst op los, totdat God hen op hun knieën doet gaan. Dan kunnen ze plots nadenken over wie God is! Gode zij dank dat God een genadig en barmhartig God is. Een verdrukking is daarom niet altijd verkeerd. Zou Manasse zich hebben bekeerd mocht hij niet in het nauw zijn gedreven? Zo zien we dat benauwdheid en verdrukking niet altijd verkeerd hoeven te zijn, er schuilt zelfs een grote zegen in. Zo moeten we dan ook beseffen dat wij mensen schade berokkenen wanneer wij het lijden dat hun zonde veroorzaakt, proberen te voorkomen. Zoals een ouder die altijd wil tussenkomen en de gevolgen van de zonden van het kind probeert weg te nemen. Maar het kind heeft die gevolgen juist nodig om het niet meer te willen doen. Hoe zouden wij dan onze kinderen willen beroven van de zegen die er na de benauwdheid komt? Verdrukking is niet altijd verkeerd, het sterkt juist een mens! Het zou een slechte zaak zijn geweest dat God Manasse de pijn had willen besparen van de gevangenschap, want het is juist door die pijn en vernedering dat Manasse tot inkeer is gekomen.

Kunt ge u inbeelden dat God gewillig was om de goddeloze Manasse te aanhoren en hem te helpen? Dat moet ons de kracht geven om ons altijd te willen keren tot God. God zal ons aanhoren. Alleen moeten we oppassen dat we niet te verhard zijn, zodat we ons uiteindelijk niet meer zouden willen keren tot God. Zo zijn er ook voorbeelden genoeg in de Schrift. Hoe dan ook, het voorbeeld van Manasse moet een positieve invloed zijn voor ouders die zien dat hun kinderen afwijken van de opvoeding die ze hebben genoten.


Hierna bouwde hij een buitenmuur voor de stad Davids, ten westen van Gichon in het dal en in de richting van de Vispoort, trok hem om Ofel heen en maakte hem zeer hoog. Ook stelde hij legeroversten aan in al de versterkte steden in Juda. “Hij verwijderde de vreemde goden en het stenen beeld uit het huis des Heren benevens al de altaren die hij op de berg van het huis des Heren, en in Jeruzalem gebouwd had, en wierp ze buiten de stad” 2 Kronieken 33:15. Voorts richtte hij het altaar des Heren weer op, offerde daarop vredeoffers en lofoffers, en beval Juda, de Here, de God van Israel, te dienen. Toch bleef het volk nog offeren op de hoogten, maar alleen aan de Here, hun God. Het overige van de geschiedenis van Manasse, zijn gebed tot zijn God en de woorden die de zieners tot hem gesproken hebben in de naam van de Here, de God van Israel, zie, dit staat in de geschiedenis der koningen van Israel. Zijn gebed en hoe hem verhoring geschonken is, al zijn zonden, zijn ontrouw, de plaatsen waar hij offerhoogten gebouwd en de gewijde palen en beelden opgesteld heeft, voordat hij zich verootmoedigde, zie, dit is beschreven in de Woorden der zieners.  Manasse ging bij zijn vaderen te ruste en men begroef hem in zijn paleis; zijn zoon Amon werd koning in zijn plaats.

Na zijn bekering herstelde Manasse zijn fouten. En God vergaf hem. Maar laten we het niet rooskleuriger voorstellen dan dat het is, want sommigen zouden in zijn voorbeeld een vrijbrief zien om er maar op los te zondigen om zich daarna toch te bekeren. Bedenk dan dat  zijn bekering zijn slachtoffers niet meer tot leven kon brengen. En zij die in hun zonden zijn gestorven, zijn voor eeuwig van God gescheiden door zijn toedoen. Zijn bekering kon de goddeloosheid die hij in de harten van het volk gezaaid had, niet meer ongedaan maken. Zijn bekering kon zijn slechte naam niet meer ongedaan maken. Zijn bekering kon de gevolgen niet meer stoppen, die hij door zijn zonden in de gang had gezet.

Hebreeën 12:3-11.

Kinderen moeten de schuld van hun goddeloosheden niet op hun ouders steken. Ouders zijn niet volmaakt en de ene maakt al meer fouten dan de andere. Maar dat geeft geen enkel kind het excuus om te zondigen.

Vorige