Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Lessen van de splitsing van Israel (39) / 2 Kronieken 36:1-23

Toen Josia hoorde welke vloek God aan de ongehoorzaamheid had verbonden, riep hij het volk samen en sloot een verbond voor Gods aangezicht. Iedereen zou de Here met heel zijn hart en ziel volgen door al Zijn geboden na te leven.
Daarop viert Josia het Passcha in Jeruzalem volgens de wet van Mozes. Zo een Passcha was er niet meer gevierd sinds de dagen van de richters. Nadat Josia alles gedaan had om de tempel te herstellen trok Neko de koning van Egypte op om te strijden bij Karkemis. Josia trok tegen hem ten strijde, maar Neko wilde geen oorlog met hem. Josia luistert niet en wordt dodelijk gewond in de strijd.

Joachaz wordt koning van Juda voor 3 maanden (2 Kronieken 36:1-3)

Daarop nam het volk des lands Joachaz, de zoon van Josia, en maakte hem koning in Jeruzalem, in de plaats van zijn vader. “Joachaz was drieentwintig jaar oud, toen hij koning werd, en hij regeerde drie maanden in Jeruzalem” 2 Kronieken 36:2. De koning van Egypte zette hem af in Jeruzalem, en legde het land een boete op van honderd talenten zilver en een talent goud.

Toen koning Neko terugkeerde van de strijd met de Assyriërs tegen de Babyloniërs, zette hij Joachaz van de troon af. “Hij deed wat kwaad is in de ogen des Heren, geheel zoals zijn vaderen gedaan hadden.  Farao Neko zette hem gevangen te Ribla in het land van Hamat, opdat hij te Jeruzalem niet zou regeren, en hij legde het land een boete op van honderd talenten zilver en een talent goud” 2 Koningen 23:32-33. Joachaz was waarschijnlijk zoals zijn vader Josia niet opgezet met de hulp van de Egyptenaren aan de Assyriërs. Maar als gevolg van die opstand legt Neko Juda een boete op en neemt Joachaz gevangen. Uiteindelijk neemt Neko Joachaz mee naar Egypte waar hij ook zou sterven (2 Koningen 23:34). Jeremia noemt Joachaz Sallum (Jeremia 22:11).  

Neko maakt Joachaz’ broeder Eljakim koning van Juda voor elf jaar (2 Kronieken 36:4-8)

Toen maakte de koning van Egypte zijn broeder Eljakim koning over Juda en Jeruzalem en veranderde zijn naam in Jojakim” 2 Kronieken 36:4. En Neko nam zijn broeder Joachaz mee en bracht hem naar Egypte. Jojakim was vijfentwintig jaar oud, toen hij koning werd, en hij regeerde elf jaar in Jeruzalem. Hij deed wat kwaad is in de ogen van de Here, zijn God.  Nebukadnessar, de koning van Babel, trok tegen hem op en boeide hem met twee koperen ketenen om hem naar Babel te voeren. Een deel van het gerei van het huis des Heren bracht Nebukadnessar naar Babel en hij plaatste het in zijn paleis te Babel. Het overige van de geschiedenis van Jojakim, de gruwelen die hij bedreven heeft, en het kwaad dat in hem gevonden werd, zie, dit is beschreven in het boek der koningen van Israel en van Juda. Zijn zoon Jojakin werd koning in zijn plaats.

Vervolgens maakte Neko Joachaz’ broer Eljakim koning over Juda en veranderde zijn naam in Jojakim. Jojakim was vijfentwintig jaar toen hij koning werd en regeerde elf jaar in Jeruzalem. Ook hij deed net als zijn broer wat kwaad is in de ogen van God. “Jojakim gaf het zilver en het goud aan Farao; doch hij legde het land een heffing op om dat geld te kunnen afdragen naar het bevel van Farao; naar dat ieder aangeslagen was, vorderde hij het zilver en goud van het volk des lands om het aan Farao Neko te geven” 2 Koningen 23:35. De eerste tijd van zijn koningschap betaalde Jojakim schatting aan Egypte, maar daarna aan Babylonië. “In zijn dagen trok Nebukadnessar, de koning van Babel, op en Jojakim werd hem onderdanig, drie jaar; maar daarna kwam hij weer tegen hem in opstand. En de Here zond tegen hem de benden der Chaldeeen, en die van Aram, Moab en de Ammonieten; Hij zond hen tegen Juda om het te gronde te richten, volgens het woord dat de Here gesproken had door zijn knechten, de profeten. Waarlijk, dit overkwam Juda naar het woord des Heren, die het van zijn aangezicht wilde wegdoen, wegens alle zonden die Manasse gedaan had, en ook wegens het onschuldige bloed dat hij vergoten had; hij had immers Jeruzalem gevuld met onschuldig bloed. De Here wilde dat niet vergeven” 2 Koningen 24:1-4.

In het derde jaar van Jojakim vond er een eerste deportatie plaats uit Juda. Dit is rond 606 voor Christus gebeurd. Het is hier dat Daniël en sommige van zijn tijdsgenoten zijn weggevoerd naar Babel (Daniël 1:1-7). In deze tijd won Nebukadnessar ook de strijd tegen de Assyriërs bij Karkemis (Jeremia 46:2). Het vierde jaar van Jojakim was het eerste jaar van Nebukadnessar (605 vC). Daarvoor diende hij onder zijn vader. Jojakim zal hierna nog enkele jaren op de troon zitten. Seculiere geschiedenis leert ons dat Nebukadnessar in 601 vC terugkeerde om de strijd tegen Egypte af te maken, maar hij werd een zware slag toegebracht door Egypte. De omstandigheden gaven Jojakim waarschijnlijk een gelegenheid om te rebelleren tegen Babel. Maar Nebukadnessar zag geen gelegenheid om Jojakim terug te onderwerpen, zodat Jojakim nog een tijd kon verder regeren. Totdat Nebukadnessar het moment zag om terug naar Juda te keren en om Jojakim geboeid naar Babel te brengen. We vinden geen bewijs dat dit ook is gebeurd, gezien hij in totaal elf jaar heeft geregeerd en zijn zoon Jojakin op de troon zat toen Nebukadnessar terug in Jeruzalem was gekomen in 598 vC. Jojakim is diegene die de boekrol van Jeremia in stukken deed en verbrandde (Jeremia 36:21-23).

Jojakin wordt koning in plaats van zijn vader Jojakim voor drie maanden (2 Kronieken 36:9-10)

Jojakin was achttien jaar oud, toen hij koning werd; hij regeerde drie maanden en tien dagen in Jeruzalem. Hij deed wat kwaad is in de ogen des Heren” 2 Kronieken 36:9. In het daarop volgende jaar liet koning Nebukadnessar hem naar Babel brengen met het kostbare gerei van het huis des Heren. En hij maakte zijn bloedverwant Sedekia koning over Juda en Jeruzalem.

Jojakims zoon Jojakin werd koning in zijn plaats. Hij regeerde drie maanden en tien dagen. Ook hij deed wat kwaad is in de ogen van de Here. Ook hij werd in het volgende jaar door Nebukadnessar naar Babel gevoerd. 2 Koningen 24:10-17 leert ons dat Nebukadnessar Jeruzalem belegerde en dat Jojakin hem tegemoet kwam waarop hij hem gevangen nam. “Hij voerde geheel Jeruzalem, al de vorsten en al de weerbare mannen (tienduizend) in ballingschap, ook al de handwerkslieden en de smeden; niemand werd overgelaten behalve de armen van het volk des lands. Hij voerde Jojakin in ballingschap naar Babel; ook de koningin-moeder, de vrouwen des konings, zijn hovelingen en de machtigen des lands deed hij in ballingschap gaan van Jeruzalem naar Babel; en de koning van Babel bracht heel de weerbare manschap (zevenduizend), de handwerkslieden en de smeden (duizend), altemaal dappere krijgslieden, als ballingen naar Babel” 2 Koningen 24:14-16. Dit is de tweede deportatie van Israelieten uit Juda. Dit is rond 597 voor Christus gebeurd. Het is in deze tijd dat Ezechiël waarschijnlijk werd meegevoerd (Ezechiël 1:2). Jojakin was ook gekend als Jechonja (Jeremia 24:1).

Sedekia werd koning van Juda voor elf jaar (2 Kronieken 36:11-21)

Sedekia was eenentwintig jaar oud, toen hij koning werd, en hij regeerde elf jaar in Jeruzalem” 2 Kronieken 36:11-21.  Hij deed wat kwaad is in de ogen van de Here, zijn God. Hij verootmoedigde zich niet voor de profeet Jeremia, die in opdracht van de Here sprak. Ook kwam hij in opstand tegen koning Nebukadnessar, die hem bij God een eed had doen afleggen; hij verhardde zijn nek en verstokte zijn hart, zodat hij zich niet bekeerde tot de Here, de God van Israel.  Eveneens maakten al de oversten van de priesters en het volk zich voortdurend aan ontrouw schuldig, naar al de gruwelen der volken; zij maakten het huis des Heren onrein, dat Hij in Jeruzalem geheiligd had. “De Here, de God hunner vaderen, zond wel zijn boden tot hen, vroeg en laat, want Hij ontfermde Zich over zijn volk en zijn woning, maar zij bespotten de boden Gods, verachtten zijn woorden en hoonden zijn profeten, totdat de gramschap des Heren zich zozeer tegen zijn volk verhief, dat geen herstel meer mogelijk was” 2 Kronieken 36:16.

“En de koning van Babel maakte Jojakins oom Mattanja koning in zijn plaats en veranderde diens naam in Sedekia” 2 Koningen 24:17. Ook hij deed wat kwaad is in de ogen van God. Hij luisterde niet naar de profeet Jeremia die Gods woorden sprak. Sedekia kwam in opstand tegen Babel, en hij wilde niet naar God luisteren. Ook de rest van het volk was voortdurend ontrouw aan de Here. God had Zijn boodschappers vroeg en laat tot hen gezonden, maar zij verachtten Zijn woorden en bespotten Zijn profeten totdat de toorn van God zo groot was geworden dat geen herstel meer mogelijk was. De maat was vol. Dit gebeurde in het negende jaar van Nebukadnessars regering.

Hij deed de koning der Chaldeeen tegen hen optrekken, deze doodde hun jongelingen met het zwaard in hun heiligdom, en hij spaarde jongeling noch maagd, oude noch grijsaard; alles gaf Hij in zijn macht. Al het gerei van het huis Gods, het grote en het kleine, de schatten van het huis des Heren en de schatten van de koning en van zijn vorsten, alles bracht hij naar Babel. “Zij verbrandden het huis Gods en braken de muur van Jeruzalem af; al zijn paleizen verbrandden zij met vuur en alle kostbaarheden vernietigden zij. Ook voerde hij hen die aan het zwaard ontkomen waren, naar Babel, en zij werden hem en zijn zonen tot slaven, totdat het koninkrijk van Perzie de heerschappij verkreeg” 2 Kronieken 36;19-20; om het woord des Heren, door Jeremia verkondigd, in vervulling te doen gaan: totdat het land zijn sabbatsjaren vergoed gekregen heeft. Al de dagen die het woest lag, heeft het gerust, om zeventig jaar vol te maken.

De stad werd twee jaar lang belegerd. Toen er uiteindelijk een bres werd geslagen in de muur, vluchtte Sedekia. Hij werd echter overmeesterd door de Babyloniërs. Ze doden zijn zonen voor zijn ogen en lieten zijn ogen verblindden en brachten hem gevangen naar Babel (2 Koningen 25:1-21). Vanwege hun goddeloosheid liet God de Babyloniërs (=Chaldeeën) tegen hen optrekken die hen doodden, die alles roofden en de tempel en alle paleizen, alsook de muren rondom Jeruzalem vernietigden in 586 voor Christus. Hen die niet waren gedood, werden naar Babel gevoerd als slaven. Dit totdat het koninkrijk van Perzië heerschappij verkreeg.  Zo ging ook de profetie van Jeremia in vervulling dat het land zijn sabbatsjaren vergoed kreeg (vgl Leviticus 26:32-35). Elk zevende jaar moest het land zijn rust krijgen. Gezien ze dit al die jaren niet gedaan hebben, dwingt God dit gebod nu af. Al de dagen dat het land woest lag heeft het gerust om de zeventig jaar vol te maken. Jeremia 52 leert ons meer over de tijd van koning Sedekia.

De rest van het land, de armen en onzienlijken, mochten van Nebukadnessar in Juda blijven. Hij stelde Gedalja als gouverneur over hen aan (2 Koningen 25:22-26). Gedalja wordt uiteindelijk gedood door enkele legeroversten van Juda die daarna naar Egypte vluchtten. Jeremia 40-44 leert ons meer over de tijd van Gedalja.


Kores geeft de opdracht om de tempel te herbouwen (2 Kronieken 36:22-23)

Maar in het eerste jaar van Kores, de koning van Perzie, wekte de Here, opdat het woord des Heren, door Jeremia verkondigd, zou worden voltrokken, de geest van Kores, de koning van Perzie, op, om door zijn gehele koninkrijk, ook in geschrifte, deze oproep te doen uitgaan: “Zo zegt Kores, de koning van Perzie: alle koninkrijken der aarde heeft de Here, de God des hemels, mij gegeven en Hij heeft mij opgedragen Hem een huis te bouwen in Jeruzalem, in Juda. Wie nu onder u tot enig deel van zijn volk behoort, de Here, zijn God, zij met hem, hij trekke op” 2 Kronieken 36:23.

Toen Perzië het Babylonische rijk in 539 vC had veroverd, gaf hun koning Kores het bevel om de Israelieten hun  tempel te laten herbouwen in Juda.

Vorige