Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Markus (1)

Introduktie:

"En na een ogenblik van overleg, ging hij naar het huis van Maria, de moeder van Johannes, bijgenaamd Marcus, waar velen vergaderd waren in gebed" Handelingen 12:12 (zie ook 13:5,13; 15:37)
Johannes met de bijnaam Markus was een evangelist. Zijn moeder was Maria en ze woonde in Jeruzalem, haar huis was welgekend onder de christenen in deze tijden van zware vervolging, want toen Petrus bevrijd was uit gevangenis ging hij rechtstreeks naar haar huis waar "velen vergaderd waren in gebed". Dit leert ons dat Markus met de apostelen in Jeruzalem heeft geleefd. De apostel Petrus noemt Markus "mijn zoon" (1 Petrus 5:13). Dit wijst er waarschijnlijk op dat Petrus hem bekeerde. Overlevering vertelt ons dat Petrus een dochter had, van een zoon wordt niets gezegd. (History of the christian church, vol 1).
Johannes Markus vergezelde Paulus en Barnabas op hun eerste zendingsreis (Handelingen 13:5), maar scheidde zich van hen af om terug te keren naar Jeruzalem (Handelingen 13:13), dit voorval is later de oorzaak van verbittering en van het uiteengaan van Paulus en Barnabas (Handelingen 15:35-39). De onenigheid was echter van tijdelijke aard, we zien dat Paulus hem later zijn medearbeider in Gods Koninkrijk noemt die hem een vertroosting is geweest (Kolossenzen 4:11) en tijdens zijn gevangenschap vraagt Paulus aan Timoteus om Markus mee te nemen omdat hij "van veel nut is voor de dienst" 2 Timoteus 4:11 (zie ook Filemon 24). Markus en Barnabas waren neven van elkaar (Kolossenzen 4:10).

Geschiedkundige informatie:

Papias, oudste van Hiërapolis (140 na Ch), zelf een leerling van Jezus' discipelen (Johannes en Aristion, de ouderlingen), zegt in de 2de helft van de eerste eeuw het volgende: 'Markus, die Petrus' tolk was, schreef nauwkeurig op wat hij zich herinnerde, maar niet in de volgorde waarin Jezus gesproken of gehandeld had. Hij had namelijk de Heer niet zelf gehoord, noch Hem vergezeld, maar wel Petrus – later. Deze zette zijn verslagen in een volgorde die bepaald werd door de behoefte eraan en niet alsof hij de toespraak van de Heer moest ordenen voor een boek. Markus maakte dus geen fout door alles op te schrijven zoals hij het zich herinnerde. Hij moest er alleen voor zorgen niets van wat hij hoorde weg te laten en er niets onwaars bij te verzinnen.'.
Papias vertelt verder dat Markus zijn evangelie schreef vanuit een persoonlijke omgang met de apostel Petrus. Daarom noemen sommigen dit evangelie ook het evangelie van Petrus. Iraneus zegt in ca 180 na Ch dat Markus als leerling en tolk van Petrus na zijn dood zijn prediking schriftelijk heeft vastgelegd. Papias en Clement van Alexandrië denken echter dat dit evangelie is geschreven tijdens het leven van Petrus.
Eusebius de bekende kerktheoloog (280-340 na Ch), in het aanhalen van Clement van Alexandrië (153-217 na Ch) zegt het volgende: 'het evangelie van Markus werd in de volgende omstandigheden samengesteld: Petrus predikte het woord publiekelijk te Rome. Door de Geest verkondigde hij het evangelie. Zij die aanwezig waren, dringden er bij Markus op aan dat hij neerschreef wat er was gesproken. ... Na het samenstellen van het evangelie gaf Markus het aan hen die daarom hadden gevraagd.' (A dictionary of early christian beliefs, David Bercot)

Extra: Markus 16:9-20

Markus zelf schrijft zijn verhaal kort, geconcentreerd en duidelijk. Hij is in de eerste plaats een kroniekschrijver en legt nergens accenten. Het enige wat bij hem opvalt zijn de vele vermeldingen van Petrus, maar dat moet ons niet te verbazen gezien hij een leerling van Petrus is geweest en vele dingen uit de mond van Petrus heeft vernomen.
De vele verwijzingen van de kerkvaders sluiten elke twijfel over de echtheid uit, het enige probleem zit in het slot van het evangelie. Veel theologen vermoeden dat Markus verhinderd was om het einde te schrijven en dat een andere nieuwtestamentische schrijver het slot heeft toegevoegd.
Zijn evangelie eindigt volgens de ons vroegst bekende geschriften 'Sinaiticus' en 'Vaticanus' met het lege graf. Deze geschriften zijn geschreven rond 350 na Christus. Dat is volgens de huidige indeling hoofdstuk 16 vers 8. Het mag duidelijk zijn dat vers 8 niet als slot kan bedoeld zijn. Het moet ook wel gezegd worden dat de schrijver van 'Vaticanus' hier een lege plaats heeft voorzien voordat hij met de brief Lucas begon, waar de ontbrekende verzen inpassen. Het slot komt echter wel voor in het vroege handschrift 'Alexandrinus', geschreven in de 5de eeuw na Ch.
Vele kerkvaders verwijzen reeds vanaf de 2de eeuw naar de laatste verzen uit Markus in hun preken, commentaren en andere geschriften. Justin Martyr verwijst reeds in 150 na Ch naar vers 20 van hoofdstuk 16, Tatian vermeldt in 175 na Ch hoofdstuk 16 volledig t/m vers 20 in zijn 'Diatessaron', een door hem samengesteld harmonisch verhaal van de vier evangeliën, en Iraneus van Lyon citeert in 180 na Ch naar vers 19.
In een Armeens evangelie uit de 10de eeuw staat de volgende aantekening van de oudste Aristion: "Om het evangelie van Markus een bevredigend slot te geven heeft men de korte samenvatting van het opstandingsgebeuren er aan toegevoegd". Het slot, van vers 9 tot vers 20, is naar wat door sommigen wordt gedacht, niet door Markus zelf maar pas later door de oudste Aristion toegevoegd.
Niemand kan met zekerheid zeggen als Markus' slot verloren is gegaan of als hij door omstandigheden geen slot heeft kunnen schrijven. We kunnen niet met zekerheid zeggen dat het er oorspronkelijk bij heeft gehoord of als het er later is bijgevoegd. Toch is het ontegensprekelijk en algemeen aanvaard dat hetgeen in de verzen 9-20 staat waarheid is die wordt bevestigd door de andere nieuwtestamentische brieven.

Bronnen: 'History of the christian church' door Schaff, 'Truth commentary on Mark' door Stauffer, 'The Gospel according to Mark' door C.E.W. Dorris en '6000 jaar en een boek' door GS Wegener.

Indeling van het evangelie van Markus:

Voorbereiding (1:15)
I Titel (1:1)
II Achtergrond "De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabijgekomen" (1:2-15)
De bediening in Galilea (1:16-8:30)
III "En Zijn gerucht ging terstond uit, in het gehele omliggende land van Galilea" (1:16-45)
IV Tegenstand "En zij namen Hem waar, ... opdat zij Hem beschuldigen mochten" (2:1-3:35)
V De gelijkenissen "En Hij leerde hun veel dingen door gelijkenissen" (4:1-34)
VI Identiteit van Jezus "Wie is toch Deze, dat ook de wind en de zee Hem gehoorzaam zijn?" (4:35-6:6)
VII Belijdenis "Gij zijt de Christus" (6:7-8:30)
Van Galilea naar Judea (8:31-10:52)
VIII Voorbereiding "De Zoon des mensen wordt overgeleverd ... en zij zullen Hem ter dood brengen en drie dagen na zijn dood zal Hij opstaan" (8:31-10:52)
Gebeurtenissen in Jeruzalem (11:1-16:20)
IX Lering "En zij kwamen te Jeruzalem; en Jezus, in de tempel gegaan zijnde" (11:1-13:37)
X Gevangenname "En de overpriesters en de Schriftgeleerden zochten, hoe zij Hem met listigheid vangen en doden zouden" (14:1-72)
XI Dood "Pilatus ... gaf Jezus, na Hem gegeseld te hebben, over om gekruisigd te worden" (15:1-47)
XII Opstanding "Hij is opgewekt, Hij is hier niet" (16:1-20).

 

Vorige