Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Markus (3)

Bediening in Galilea (1:16-8:30):

III Jezus kreeg bekendheid: "Zijn gerucht ging terstond uit in de hele omgeving van Galilea" (1:16-1:45)

1:16 En wandelende bij de Galilése zee, zag Hij Simon en Andréas, zijn broeder, werpende het net in de zee (want zij waren vissers)
Jezus was aan het wandelen aan de zee en Hij zag de broers Simon en Andreas. Bij een eerdere gelegenheid had Andreas als discipel van Johannes de Doper Jezus al eens ontmoet (Johannes 1:35-43). Hij was toen met Jezus meegegaan en heeft een dag bij Hem doorgebracht. Daarna is Andreas naar Simon gegaan en bracht hem bij Jezus omdat ze geloofden dat Hij de Messias was. Het is dan dat Jezus de naam van Simon verandert in Cephas (aramees), of Petros (grieks), hetgeen betekent 'rots'. Lukas 5:1-11 lijkt over een latere gebeurtenis te gaan waar hun roeping nog eens wordt bevestigd. Jezus geloofde dat de impulsiviteit en ruwheid van Simon zou veranderen in een diep en volgzaam geloof, dat hij zou een sterke rots worden (vgl Matteus 14:28-31;16:15; Johannes 18:10; Lukas 22:32). Simon en Andreas waren eenvoudige, eerlijke vissers en dit was wat Jezus zocht, want zulke mensen zijn bereid Hem te volgen. Zo waren David en Mozes herders, Gideon was tarwe aan het kloppen, Elisa stond aan de ploeg, ...

1:17 En Jezus zeide tot hen: Volgt Mij na, en Ik zal maken, dat gij vissers der mensen zult worden.
Jezus roept beide broers op om Hem te volgen, een uitnodiging die hen die Zijn verschijning liefhebben niet links laten liggen. Jezus vraagt zijn discipelen niet om voor Hem op te lopen, maar om Hem te volgen op de weg die Hij voorgaat (Matteus 11:28-30). Jezus dwingt niet, maar roept op tot volgzaamheid. Er is geen doel in het leven dat meer eerbaar en genoegzaam is dan het volgen van Jezus en het verspreiden van Zijn Wil (vgl Jesaja 52:7; Romeinen 10:15; Lukas 6:22-23). Jezus beloofde Simon en Andreas dat Hij hen zou leren hoe 'vissers der mensen' te worden. Zoals ze hun energie en bekwaamheid hadden gegeven aan het vangen van vissen, zo zouden ze nu mensen vissen om hen door het evangelie tot het Koninkrijk te brengen. Simon en Andreas werden geroepen om een apostel te worden (Lukas 6:13-16). 'Apostolos' betekent 'uitgezonden met een boodschap/opdracht', de 12 die Jezus heeft geroepen waren daarom ook niet zomaar discipelen van Jezus (Lukas 11:49). Hoe mooi is ook de gelijkenis dat wanneer iemand wordt ondergedompeld, deze persoon uit het water wordt opgetrokken, uit het water wordt gevist.

1:18 En zij, terstond hun netten verlatende, zijn Hem gevolgd.
De roep van Jezus was goed begrepen, zij verlieten hun wereldse bezigheden en volgden Jezus. Mensen die zulk een geloof tonen, zullen overvloedig door Jezus worden gezegend. Petrus zegt hier later over “Zie, wij hebben alles verlaten, en zijn U gevolgd”, waarop Jezus hen antwoord: “Voorwaar, Ik zeg ulieden, dat er niemand is, die verlaten heeft huis, of ouders, of broeders, of vrouw, of kinderen, om het Koninkrijk Gods, Die niet zal veelvoudig weder ontvangen in dezen tijd, en in de toekomende eeuw het eeuwige leven” (Luk 18:28-30). Jezus bedoelt hier niet dat zijn volgelingen niet meer moeten gaan werken (2 Tessalonissenzen 3:10), maar dat Zijn Koninkrijk op de eerste plaats moet komen (Matteus 6:33). Het is wel zo dat zij die zich voltijds bezighouden met de verkondiging van het evangelie, ook van het evangelie mogen leven (1 Korintiërs 9:5-11). In onze tijd zien we echter een verwrongen toepassing van deze woorden, we zien predikers die eerst hoge salarissen willen krijgen om slechts 3 lessen per week voor te bereiden en daarbuiten niet meer de straten opgaan. We zien predikers die niet meer tevreden zijn met enkel eten, kleding en onderdak (1 Timoteus 6:8) maar integendeel met hun hoge lonen veel rijkdom begeren. We zien predikers die niet meer willen voorzien in hun eigen levensbehoeften (Handelingen 18:2-4). We zien anderzijds ook gemeenten die enkel een prediker willen uit een bepaald land, die een bepaalde opleiding heeft gevolgd in een ‘bijbelschool’ (1 Korintiërs 1:20-22; 27-29). Petrus zocht geen rijkdom en had geen rijkdom (Handelingen 3:6), waarom willen en zoeken hedendaagse predikers dit dan wel?  

1:19 En van daar een weinig voortgegaan zijnde, zag Hij Jakobus, de zoon van Zebedéüs, en Johannes, zijn broeder, en hen in het schip hun netten vermakende.
Wat verder zag Jezus de broers Jakobus en Johannes, zij waren medegenoten of partners van Simon (Lukas 5:10). Het was hun moeder die van Jezus verlangde dat zij beiden, één aan de linkerhand en één aan de rechterhand van Jezus mochten zitten in het Koninkrijk (Matteus 20:20-28). Het zijn zij die door Jezus worden bestraft, omdat ze Hem vragen om Gods toorn over de Samaritanen te laten komen (Lukas 9:51-55). Jakobus is een van eerste apostelen die wordt gedood (Handelingen 12:1-2). Clement van Alexandrië leert ons door overlevering dat Jakobus is onthoofd. Johannes was een van langstlevende apostelen, hij schreef op het einde van zijn leven, tijdens zijn verbanning naar het eiland Patmos de brief 'openbaringen' (Openbaring 1:9). Deze 2 broers waren bezig hun netten te repareren toen Jezus hen zag.

1:20 En terstond riep Hij hen; en zij, hun vader Zebedéüs in het schip latende, met de huurlingen, zijn Hem nagevolgd.
Net zoals Simon en Andreas werden de zonen van Zebedeus geroepen om vissers van mensen te worden. Jezus koos mannen waarvan Hij wist dat ze een waarachtig geloof hadden in God. Zij lieten dan ook ogenblikkelijk alles achter zich om Jezus te volgen.

1:21 En zij kwamen binnen Kapérnaüm; en terstond op de sabbatdag in de synagoge gegaan zijnde, leerde Hij.
Zij zijn dan samen naar Kapernaum gegaan. Op de sabbat, dat is op zaterdag ging Jezus naar de synagoge, het gebedshuis van de Joden, om te leren. De sabbat is de zevende dag waarop God rustte van Zijn werk (Genesis 2:3), deze dag werd door God als rustdag ingesteld voor het Joodse volk toen zij onder de wet van Mozes leefden (Exodus 20:8-11). De wet van Mozes, met al zijn bepalingen werd door Jezus tenietgedaan, inclusief het sabbatgebod (Galaten 5:1-8; 2 Korintiërs 3:5-7; Romeinen 7:1-12), vandaar dat een christen vandaag de dag geen sabbat meer houdt (Handelingen 15:5,19-20). In de synagoge gaf de oudste na de schriftlezing de gelegenheid voor anderen om het woord te nemen (Handelingen 13:15-17), Jezus maakte hiervan gebruik en leerde de mensen. Vaak willen wij mensen ogenblikkelijk veranderen, maar we moeten Jezus voorbeeld navolgen en het geduld opbrengen om mensen te leren vanuit Gods Woord. Sommige mensen leren vlug, bij anderen duurt het langer.

1:22 En zij versloegen zich over Zijn leer; want Hij leerde hen, als machthebbende, en niet als de Schriftgeleerden.
Jezus was geen man van aanzien (Jesaja 53:3), noch zocht Hij de eer van mensen (Johannes 5:41), maar de manier waarop Hij leerde was als gezaghebbende. Hij sprak woorden van waarheid, geen woorden waar over moest worden gefilosofeerd, maar woorden die moesten worden gehoord en nageleefd (Matteus 24:35), woorden waarvoor men zich niet mag schamen (Lukas 9:26), woorden die iemand die Jezus liefheeft, zal bewaren en koesteren (Johannes 14:23-24). Woorden waarover Jezus tot Zijn Vader bad “Heilig hen in uw waarheid; uw woord is de waarheid” Johannes 17:17. De manier waarop het evangelie wordt verkondigd is ook belangrijk, het kan met passie worden gebracht of slechts uit gewoonte/traditie. Het kan met toevoeging van menselijke gedachten (Matteus 15:1-9, 1 Timoteus 4:1) waardoor het krachteloos wordt gemaakt, of uit zuivere bedoelingen in onvervalste vorm (2 Korintiërs 2:17, 1 Petrus 2:2). Christus leefde wat Hij verkondigde. 

1:23 En er was in hun synagoge een mens, met een onreine geest, en hij riep uit,
Daar was een mens met een onreine geest, hetgeen synoniem staat voor demoon. Het feit dat de demoon uitriep laat zien dat deze de mens controleerde en in hem woonde (vgl Jakobus 3:13-16 ). Deze bezeten man bezat blijkbaar niet de kracht om er zelf tegen te strijden omdat hij zijn leven ervoor had opengesteld (vgl Matteus 12:43-45). Johannes zegt dat de hele wereld in het boze ligt (1 Johannes 5:19; vgl Zacharia 13:2). Deze demonen tonen dat er een geestelijke wereld is die bestaat uit het goede en het kwade (Efeziërs 6:11-13). Boze geesten geloven ook maar sidderen van God (Jakobus 2:19), hun kracht is beperkt (Johannes 10:21). De duivel en zijn demonen hebben de begeerte om mensen te misleiden zodat ze zich in het ongeluk en verderf storten (vgl Johannes 13:2). 

1:24 Zeggende: Laat af, wat hebben wij met U te doen, Gij Jezus Nazaréner, zijt Gij gekomen om ons te verderven? Ik ken U, wie Gij zijt, namelijk de Heilige Gods.
Deze boze geest kende Jezus, wist dat hij geen gemeenschap met Hem had (vgl 2 Korintiërs 6:14-16) en hij wist dat Jezus macht over hem had. Ze wilden niets met Hem te doen hebben en wilden met rust gelaten worden. Dit is een gegeven wat we vaak genoeg horen wanneer we Gods Woord prediken 'laat ons maar met rust'. De boze geest wist blijkbaar dat Jezus was gekomen om '
de werken van de duivel te verbreken' (1 Johannes 3:8). Deze boze geesten hadden zich het recht genomen om bezit te nemen van zondaars. De spontane reactie van de boze geest laat zien dat het rijk van satan verontrust was door de komst van Jezus, want zij wisten dat Jezus het einde van hun macht betekende omdat Hij was gekomen om hen te verderven, Hij was de Heilige Gods (vgl Daniël 9:24). Zij dachten dat Jezus was gekomen om hen al voor de daartoe bestemde tijd te pijnigen (Matteus 8:29). Uit dit alles zien we ook dat boze geesten geloven, Jezus belijden als de Heilige Gods en kennis hebben van het oordeel, maar dat Jezus hen niet aanvaardde.  Bekering en een gehoorzaam geloof zijn ook nodig om voor God aanvaardbaar te zijn en niet slechts geloof. 

1:25 En Jezus bestrafte hem, zeggende: Zwijg stil, en ga uit van hem.
Jezus aanvaardde de belijdenis van de boze geest niet en bestrafte hem omdat deze zich helemaal niet wilde onderwerpen aan Gods gezag. Hun belijdenis was waardeloos en zelfs schadelijk voor henzelf. Jezus gebood deze geest om te zwijgen en om uit de mens te gaan (vgl Efeziërs 2:1-3; Hebreën 2:14-15). Zo moeten ook wij waakzaam zijn dat we niet als een ongelovige leven terwijl we heilige woorden spreken en verkondigen, dit zou tot ons eigen oordeel zijn (Matteus 7:21-24).

1:26 En de onreine geest, hem scheurende, en roepende met een grote stem, ging uit van hem.
Deze boze geest, zich tevergeefs verzettende tegen de macht van Jezus, probeerde de mens nog mee te sleuren in zijn val door hem te doen stuiptrekken. Lukas 4:35 leert ons dat dit de bezetene niet schaadde. De boze geest wist dat als Jezus hem uitdreef zijn plaats Tartarus (hel: tijdelijke gevangenis voor gevallen engelen – zie grondtekst 2 Petrus 2:4) zou worden om daar bewaard te worden tot de dag van het grote oordeel.

1:27 En zij werden allen verbaasd, zodat zij onder elkander vroegen, zeggende: Wat is dit? Wat nieuwe leer is deze, dat Hij met macht ook de onreine geesten gebiedt, en zij Hem gehoorzaam zijn!
Jezus’ handelen verbaasde velen, ze werden met verstomming geslagen, zij vroegen zich af waar deze leer vandaan kwam. Zo erkende Nikodemus dat niemand deze dingen kon doen tenzij God met hem was (Johannes 3:2). De woorden die Jezus sprak werden bevestigd door de macht die Hij tentoonstelde. Zijn Zoonschap en macht werd bekrachtigd door de wonderen die Hij deed. De Joden waren niet in staat om boze geesten uit te drijven, Jezus wel, Hij was God in het vlees en is Heer en Meester over alles en iedereen. Hij sprak en de boze geest vaarde uit. De Joden hadden ook duivelbezweerders (Handelingen 19:13), maar dezen konden duidelijk niet doen wat Jezus deed, want hier zien we dat ze allen verbaasd stonden over wat ze Jezus zagen doen. Zo dacht ook Simon de tovenaar Gods kracht te kunnen kopen (Handelingen 8:19).

1:28 En Zijn gerucht ging terstond uit, in het gehele omliggende land van Galiléa.
Doorheen de gehele streek van Galilea ging het gerucht rond dat Jezus deze dingen kon doen. Hij leerde uitzonderlijke dingen en had macht om boze geesten uit te drijven. Zij hadden geen telefoon, internet of radio, het ging van mond tot mond.

1:29 En van stonde aan uit de synagoge gegaan zijnde, kwamen zij in het huis van Simon en Andréas, met Jakobus en Johannes.
Op dezelfde dag dat Jezus deze boze geest had uitgedreven komt Hij met zijn 4 discipelen in het huis van Simon en Andreas.

1:30 En de moeder van Simons vrouw lag met de koorts; en terstond zeiden zij Hem van haar.
Simons schoonmoeder lag volgens Lukas de geneesheer met grote koorts op bed (Lukas 4:38; Kolossenzen 4:14). Ze brengen Jezus hier onmiddellijk van op de hoogte. Het feit dat Simon getrouwd was, verwerpt ook de valse leer dat predikers van God niet getrouwd mogen zijn en dus celibatair moeten leven (vgl 1 Korintiërs 9:5). Het nieuwe testament spreekt nergens over de naam van Petrus' vrouw, maar Paulus leert ons wel dat zijn vrouw hem vergezelde op zijn zendingsreizen. Volgens Clement van Alexandrië en Eusebius is zij de martelarendood gestorven en werd zij naar haar dood geleid voor de ogen van Petrus wiens laatste woorden tot haar waren 'Gedenkt gij de Here'.

1:31 En Hij, tot haar gaande, vatte haar hand, en richtte ze op; en terstond verliet haar de koorts, en zij diende hen.
Jezus vatte de hand van de schoonmoeder en bestrafte de koorts (Lukas 4:39) en de koorts verliet haar onmiddellijk. Dat ze genezen was is duidelijk, ze begon onmiddellijk met het dienen van de mannen. Eerst was ze hulploos, daarna hulpvaardig, zo toonde zij haar dankbaarheid. Jezus had niet alleen macht over boze geesten, maar ook over ziekten. Hedendaagse gebedsgenezers beweren ook in Gods Naam te handelen, alleen kunnen zij niet wat we hier zien. Het zijn valse genezers die op geld of macht uit zijn.

1:32 Toen het nu avond geworden was, toen de zon onderging, brachten zij tot Hem allen, die kwalijk gesteld, en door de duivel bezeten waren.
De sabbatdag eindigde om 18u, het is waarschijnlijk daarom dat de mensen wachtten tot de zon onderging om tot Jezus te gaan. Ze wilden de sabbat niet schenden uit vrees voor de oversten (Lukas 13:14; Johannes 5:10; Leviticus 23:32). Lukas 4:40 laat ons zien dat Jezus Zijn handen op allen legde en hen genas. Het feit dat er zoveel zieken en bezetenen waren wijst op de slechtheid van het volk en hun verslaving aan magie, waardoor ze de boze geesten ruimte gaven om binnen te komen en om hen in bezit te nemen. Kortom, Israel had God verlaten en dit was het gevolg (vgl Jeremia 19:3-9).

1:33 En de gehele stad was bijeenvergaderd omtrent de deur.
Velen waren verwonderd en geïnteresseerd in Jezus om te zien wat Hij kon en wat Hij zou zeggen. Anderen kwamen om genezen te worden van hun ziekten en hun boze geesten.

1:34 En Hij genas er velen, die door verscheidene ziekten kwalijk gesteld waren; en wierp vele duivelen uit, en liet de duivelen niet toe te spreken, omdat zij Hem kenden.
Jezus liet niet toe dat de duivelen spraken, omdat het niet aan hen is gegeven om het evangelie te prediken (vgl Handelingen 16:16-18). Zie ook het commentaar op 1:25. Het was ook nog niet de tijd dat Jezus doel op aarde volledig bekend zou worden.

1:35 En des morgens vroeg, toen het nog diep in de nacht was, opgestaan zijnde, ging Hij uit, en ging heen in een woeste plaats, en bad aldaar.
Jezus had nood om te bidden met Zijn Vader en aan tijd alleen, om zich te focussen op waarom Hij op aarde was gekomen. Gebed was een belangrijk onderdeel in het leven van Jezus om het doel te bereiken dat God had vooropgesteld (Johannes 4:34; Lukas 11:1). Jezus leerde en praktiseerde stille tijd (Matteus 6:6). Wanneer je bezig bent met het arbeiden voor het Koninkrijk dan kan dat vermoeiend zijn, de geestelijke strijd kan uitputtend zijn, daarom moeten we ons dagelijks tot God keren voor kracht en leiding (Jesaja 40:31; 1 Tessalonissenzen 5:17). Als Jezus een gebedsleven leidde, hoeveel te meer moeten wij dat niet doen! Wanneer we alleen zijn moeten we net als Jezus ons dmv gebed wapenen voor de geestelijke strijd in ons dagelijks leven.

1:36 En Simon, en die met hem waren, zijn Hem nagevolgd.
Simon en zij die hem vergezelden zijn naar Hem op zoek gegaan nadat ze zijn wakker geworden. Jezus werd gemist.

1:37 En zij Hem gevonden hebbende, zeiden tot Hem: Zij zoeken U allen.
Zij die geproefd hadden dat God goedertieren is, wilden tot Hem komen (1 Petrus 2:3-4). De schare wilden Jezus bij zich houden (Lukas 4:42).

1:38 En Hij zeide tot hen: Laat ons in de nabijliggende vlekken gaan, opdat Ik ook daar predik, want daartoe ben Ik uitgegaan.
Jezus wilde verdergaan, Hij was niet gekomen opdat alle mensen van al hun ziekten werden genezen, maar om het goede nieuws te verkondigen. Daartoe was Hij uitgegaan, zie commentaar op 1:14-15. Dit is het grote verschil met de valse gebedgenezers van onze tijd, ze leggen alle nadruk op hun bedrieglijke wonderen en tekenen, ondanks dat deze wonderen en hun leer in strijd zijn met Gods woord (2 Tessalonissenzen 2:9-11). Volgens Josephus was Galilea een gebied met ongeveer 240 dorpen met elk enkele duizenden inwoners, Jezus wilde overal gaan om te prediken (Lukas 4:43). De predikers worden dus ook verwacht om naar de mensen te gaan, en niet wachten totdat de mensen naar hun komen. We zien in onze tijd dat christenen mensen proberen te lokken door het organiseren van rommelmarkten, creches, concerten, kampen, aanleren van engels ed ... . Jezus deed geen van allen, Hij predikte het zuivere Woord zonder omwegen.

1:39 En Hij predikte in hun synagogen, door geheel Galiléa, en wierp de duivelen uit.
Jezus ging verder met de verkondiging en toonde Zijn macht over de dienaren van satan door het gesproken woord te bevestigen met wonderen (Hebreën 2:2-4), net zoals zijn apostelen later deden (1 Korintiërs 1:17; 2 Korintiërs 12:12). Jezus wachtte niet op eer of verheerlijking van de mensen vanwege Zijn wonderen, nee, Hij wist dat er veel werk was (Matteus 9:37-38).

1:40 En tot Hem kwam een melaatse, biddende Hem, en vallende voor Hem op de knieën, en tot Hem zeggende: Indien Gij wilt, Gij kunt mij reinigen.
De melaatse had van Jezus gehoord, hij kwam tot Hem en had zo een groot geloof en vertrouwen dat hij tot Jezus zei: 'Indien gij het wilt, indien gij ervoor kiest, dan kunt gij mij reinigen'. Hij kwam tot Jezus in nederigheid, en wierp zich op zijn aangezicht voor Hem neer (Lukas 5:12) en aanbad Hem (Matteus 8:2). Dit is wat God zoekt in de mens (vgl Jakobus 4:8-10). Mensen die beroep doen op Zijn barmhartigheid en genade en erkennen dat ze zondaars zijn (Matteus 11:28-30). Het gebed van de melaatse was in overeenstemming met de wil van God, daarom werd hij verhoord (1 Johannes 5:14-15). Zie Leviticus 13 en 14 over melaatsheid. Melaatsheid (lepra) was de verzamelnaam voor moeilijk te definiëren huidziekten die schilferen van de huid ten gevolge hebben. De melaatse wordt steeds gezien als onrein en wordt buiten de gemeenschap der gezonden geplaatst.

1:41 En Jezus, met barmhartigheid innerlijk bewogen zijnde, strekte de hand uit, en raakte hem aan, en zeide tot hem: Ik wil, word gereinigd!
Zie hoe innerlijk bewogen Jezus was over het leed van de mensen, het deed Hem verdriet. Hij leefde mee met het de ellende van anderen. Jezus wilde doen wat de melaatse vroeg, nl hem genezen. Hoe vaak zie je niet dat mensen die er anders uitzien, die misvormd of ziek zijn, of die grote en erge zonden hebben gedaan, links worden gelaten. Hoe groot is onze liefde voor dezen? (vgl Lukas 14:12-14) Vaak zie je dat mensen anderen mijden en hun zelfs het evangelie niet prediken omwille van hun voorkomen of ziekte. Jezus schaamde zich niet, noch aarzelde Hij om de melaatse aan te raken. Dat is waar barmhartigheid en innerlijke bewogenheid om draait.

1:42 En toen Hij dit gezegd had, ging de melaatsheid terstond van hem, en hij werd gereinigd.
Nadat Jezus deze woorden had gesproken ging de melaatsheid onmiddellijk van hem weg, hij was rein (vgl Johannes 15:3).

1:43 En toen Hij hem streng verboden had, deed Hij hem terstond van Zich gaan;
De reden dat Jezus hem streng verbood te spreken (Matteus 8:4) en hem wegzond had waarschijnlijk te maken met het feit dat de melaatse normaal niet in de stad had mogen komen zoals de wet van Mozes sprak “Gebied de kinderen Israëls, dat zij uit het leger wegzenden alle melaatsen, en alle vloeienden, en allen, die onrein zijn van een dode. Van de man tot de vrouw toe zult gij hen wegzenden; tot buiten het leger zult gij hen wegzenden; opdat zij hun legers niet verontreinigen, in welker midden Ik woon” Numeri 5:2-3. Dit blijkt ook uit vers 44. Jezus was dan ook gekomen om de wet van Mozes te vervullen (Matteus 5:17), deze vervulling is tot stand gekomen aan het kruis (Johannes 19:30), waarna de wet van Mozes is vervangen door de genade van Christus (Kolossenzen 2:13-14; Galaten 3:24; Hebreën 8:13; 9:16-17). “Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid is door Jezus Christus geworden. Johannes 1:17. Een tweede reden dat Jezus hem verbood te spreken had misschien te maken met het feit dat Hij niet teveel beroering wilde teweegbrengen bij de oversten van het volk zodat Hij zich nog vrij tot de andere steden kon begeven. Een derde reden had misschien te maken met het feit dat Jezus de aandacht niet op de wonderen wilde vestigen maar op Zijn leer, zoals we in vers 38 van dit hoofdstuk zagen. Een vierde reden wordt in het volgende vers gegeven.

1:44 En zeide tot hem: Zie, dat gij niemand iets zegt; maar ga heen en vertoon uzelf de priester, en offer voor uw reiniging, wat Mozes geboden heeft, hun tot een getuigenis.
Jezus vreesde ook dat door de vele tekenen die Hij deed, men zou komen om Hem met geweld Koning te maken (Johannes 6:14-15). Het feit dat de priester de melaatse genezen zou verklaren (Leviticus 14:2-3) zou getuigen dat Jezus waarlijk de Messias was, hun tot een getuigenis. Want het zou kunnen dat de priesters de genezing zouden gaan verbergen of ontkennen omdat ze Jezus niet erkenden als de Messias. Maar als de priester naar de voorschriften van de wet van Mozes de melaatse gezond had verklaard, konden ze dit niet doen.

1:45 Maar hij uitgegaan zijnde, begon vele dingen te verkondigen, en dat woord te verbreiden, alzo dat Hij niet meer openbaar in de stad kon komen, maar was buiten in de woeste plaatsen; en zij kwamen tot Hem van alle kanten.
De man was zo blij met zijn genezing dat zijn gevoelens hem ertoe leidden om het gebod van Jezus te negeren. Hij liet zich leiden door zijn emoties en deze brachten hem in overtreding. Hoewel de man goede bedoelingen had, was hetgeen hij uitwerkte verkeerd. Het gevolg van deze man zijn ongehoorzaamheid was dat het werk van Jezus ernstig werd gehinderd. Hij kon niet meer in het openbaar verschijnen, maar moest zich verbergen. Twee dingen waar Jezus mee te kampen had was het ongeduld van de menigte en de nijd van de oversten.

 

Vorige