Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Openbaringen les 10

 

In de vorige les zagen we dat Gods wraak over de goddeloze verdrukkers van zijn volk in uitvoering werd gebracht. De goddelozen kenden verdrukking door Gods plagen, maar bekeerden zich niet van hun boze wandel. We zijn geëindigd met de gedachte dat het grote Babylon (zie de extra alinea over het oudtestamentische Babylonië in de vorige les) voor God in gedachtenis werd gebracht, om daaraan de beker met de wijn van de gramschap Zijns toorn te geven. De twee volgende hoofdstukken in het boek Openbaringen zullen hierover gaan, nl over het oordeel (17) en de val van Babylon (18).

Het oordeel over Babylon (17:1-18)

De beschrijving van Babylon (17:1-7)

Eén van de zeven engelen die de zeven schalen hadden, kwam en zei tot Johannes: “Kom hier, ik zal u tonen het oordeel over de grote hoer, die zit aan vele wateren, met wie de koningen der aarde gehoereerd hebben, en zij, die op de aarde wonen, zijn dronken geworden van de wijn harer hoererij” 17:1b-2.  De engel voerde hem in de geest weg naar een woestijn. Hij zag een vrouw zitten op een scharlakenrood beest, dat vol godslasterlijke namen was, en het had zeven koppen en tien horens. De vrouw was gehuld in purper en scharlaken en rijk versierd met goud, edelgesteente en paarlen. In haar hand had ze een gouden beker, vol gruwelen en de onreinheden van haar hoererij. Op haar voorhoofd was een naam geschreven, een geheimenis: “het grote Babylon, moeder van de hoeren en van de gruwelen der aarde” 17:5b. Johannes zag de vrouw dronken van het bloed van de heiligen en van het bloed van Jezus’ getuigen. Hij verbaasde zich met grote verbazing toen hij haar zag.

In 14:8-10 werden we plots verteld dat het grote Babylon gevallen was, nog voordat we iets over haar wisten. We werden ook getoond dat Babylon en het beest samen handelden. In 16:19 werd het grote Babylon voor God in gedachtenis gebracht om daaraan de beker met de wijn van de gramschap van Zijn toorn te geven. Hoofdstuk 17 begint met een beschrijving van het grote Babylon. Eén van de engelen die de zeven schalen van wraak hadden laat Johannes het oordeel zien dat over de grote hoer is geveld. Het is niet vreemd aan de bijbel om goddeloze steden te omschrijven als een hoer. Jeruzalem (Jesaja 1:21), Nineve (Nahum 3:4), Babel (Jesaja 47:5-15), en Tyrus worden zo genoemd in het Oude Testament. Tyrus wordt beschreven als een stad die hoereert met alle koninkrijken der aarde op de aardbodem. (lees Jesaja 23:15-18!!!).

Zie de gelijkenissen tussen het beest uit de zee in hoofdstuk 13 en het beest uit de afgrond.

Beest uit de zee (13)

Beest uit de afgrond (17)

Uit de zee (1)
7 koppen, 10 horens (1)
Voerde oorlog tegen de heiligen (7)
Eén kop dodelijk gewond, maar genas (3)
De hele aarde ging haar met verbazing achterna (3)
Macht over elke stam, natie, taal en volk (7)

Uit de afgrond (8)
7 koppen, 10 horens (3)
Voeren oorlog tegen het Lam (14)
Was, is niet en zal opkomen (8)
De aarde zal zich verbazen (8)
Wateren zijn natiën, menigten, volken en talen (15)

Haar invloed is groot, ze heeft de koningen van de aarde verleid om met haar te hoereren en de mensen op aarde zijn dronken geworden van haar hoererij. Johannes wordt verteld dat ze op een scharlaken rood beest zat dat zeven koppen en tien horens had. Herinneren we ons nog de beschrijving van de draak in 12:3 en die van het beest uit de zee in 13:1? Zij is een dienaar van satan, de grote stad die hij gebruikt om oorlog te voeren tegen de heiligen (17:14,18).

Ze wordt omschreven als een vrouw die bekleed is met de mooiste kledij en de kostbaarste edelstenen. Maar al die uiterlijke schoonheid kon niet verbergen dat ze in haar hand een beker had gevuld met gruwelen en onreinheden van haar hoererij. Zij was namelijk dronken van het bloed van de heiligen en van Jezus’ getuigen.

Dit beeld verbaasde Johannes ten zeerste.

Het geheimenis van de vrouw en van het beest dat haar draagt (17:7-18)

De engel zei tot hem: “Ik zal u het geheimenis van de vrouw zeggen en van het beest met de zeven koppen en tien horens, dat haar draagt” 17:7b. Het beest dat gij zag was en is niet en het zal opkomen uit de afgrond en het vaart ten verderve. Zij die op de aarde wonen, wier naam niet in het boek des levens is geschreven van de grondlegging der wereld af, zullen zich verbazen als zij zien dat het beest was en niet is en er toch zal zijn.

Hier is het verstand dat wijsheeft heeft: De zeven koppen zijn zeven bergen waarop de vrouw gezeten is. Ook zijn het zeven koningen: vijf ervan zijn gevallen, één is er nog en de andere is nog niet gekomen, en wanneer hij komt moet hij korte tijd blijven. En het beest dat was en niet is, is zelf ook de achtste, maar het is uit de zeven en het vaart ten verderve. De tien horens, die gij zaagt zijn tien koningen, die nog geen koningschap hebben ontvangen, maar één uur ontvangen zij macht als koningen, met het beest. Deze zijn één van zin en geven hun kracht en macht aan het beest.

Het beest uit de afgrond wordt beschreven als ‘was en is niet en het zal opkomen uit de afgrond en het vaart ten verderve’. Deze beschrijving staat in tegenstelling tot Hem die is, die was en die komt (1:4,8; 4:8; 16:5). Hoe indrukwekkend het beest ook mag overkomen voor hen wiens namen niet in het boek des levens staan, haar einde zal in het verderf zijn.

De zeven koppen zijn zeven bergen waarop de vrouw gezeten is. Ook staan de zeven koppen voor zeven koningen waarvan er ten tijde van Johannes vijf reeds waren gevallen, één  was er nog en nog een andere zou komen om voor een korte tijd te blijven. Het beest dat was en niet is, is zelf de achtste maar het is uit de zeven en vaart ten verderve. De tien horens zijn tien koningen die nog geen koningschap hebben ontvangen maar voor een bepaalde tijd ontvangen zij macht als koningen met het beest.

M.a.w. er zijn koningen reeds de revue gepasseerd en er zullen er meer volgen, maar ze hebben allemaal één gemeenschappelijk doel: het dienen van satan om tegen het Lam te vechten. Het lijkt me een zinloze en speculatieve bezigheid om deze koningen proberen te identificeren, het enige wat we met zekerheid kunnen zeggen is dat één van hen regeerde ten tijde van Johannes (zie 17:10). Het punt is dat ze hun macht in handen van satan geven om tegen het Lam te strijden.

Dezen zullen oorlog voeren tegen het Lam, maar het Lam zal hen overwinnen (want Hij is de Here der heren en de Koning der koningen) en zij, die met Hem zijn, de geroepenen en uitverkorenen en gelovigen” 17:14.

En de engel zei tot Johannes: de wateren die gij zag waarop de hoer zat zijn natiën, menigten, volken en talen. En de tien horens die hij zag en het beest, dezen zullen de hoer haten, en zij zullen haar berooid maken en naakt, haar vlees eten en haar met vuur verbranden. Want God heeft in hun hart gegeven zijn zin te volbrengen en dit eensgezind te doen en hun koningschap aan het beest te geven totdat de woorden Gods zullen voleindigd zijn. “En de vrouw, die gij zaagt, is de grote stad, die het koningschap heeft over de koningen der aarde” 17:18.

Het Lam zal hen allemaal overwinnen omdat Hij de Here der Heren en de Koning der koningen is. De tien koningen en het beest zullen de hoer haten en haar verwoesten (ontvolken), ontkleden, haar vlees eten en haar met vuur verbranden. Liefde en haat liggen dicht bij elkaar. De afkeer die Amnon voor Tamar kreeg nadat hij haar had verkracht, was groter dan de liefde die hij eerst voor haar had  (2 Samuel 13:14-15). Zij die eerst met de grote hoer Babylon hoereerden, krijgen nu een afkeer van haar en zijn mede verantwoordelijk voor haar val.

Dit allemaal omdat God deze dingen zo heeft bepaald omdat de maat van haar ongerechtigheid vol was. De vrouw die Johannes zag is de grote stad die het koningschap heeft over de koningen der aarde waarvan één koning regeerde ten tijde van Johannes. Het Romeinse Rijk met Rome als haar hoofdstad past volledig in dit plaatje. De bijbel leert ons dat Rome regeerde over de wereld van deze tijd. Veel gebieden van het Romeinse Rijk werden geregeerd door koningen die zich onderwierpen aan hun bezetter Rome, zo ook Israel (vgl Herodes in Lukas 3:1, Markus 12:13-17; Handelingen 21:30-34).



Vorige