Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Openbaringen les 14

 

De satan werd gegrepen en gebonden voor duizend jaren om daarna een korte tijd te worden losgelaten om opnieuw alle volken der aarde te verleiden om tegen de heiligen te strijden. Maar vuur uit de hemel verslond hen en hij werd in de poel van vuur en zwavel geworpen, waar ook het beest en de valse profeet zijn. Dan worden de boeken geopend, alsook het boek des levens. Een ieder zal naar zijn werken worden geoordeeld. Zij, wiens namen niet in het boek des levens staan, worden geworpen in de poel des vuurs.

De nieuwe hemel en de nieuwe aarde (21:1-8)

En Johannes zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel, en de eerste aarde was voorbijgegaan, en de zee was niet meer. En hij zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid die voor haar man versierd is. En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn, en Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. En Hij, die op de troon gezeten is, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zeide: Schrijf, want deze woorden zijn getrouw en waarachtig. En Hij sprak tot mij: Zij zijn geschied. Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde. Ik zal de dorstige geven uit de bron van het water des levens, om niet. “Wie overwint, zal deze dingen beërven, en Ik zal hem een God zijn, en hij zal Mij een zoon zijn. Maar de lafhartigen, de ongelovigen, de verfoeilijken, de moordenaars, de hoereerders, de tovenaars, de afgodendienaars, en alle leugenaars; hun deel is in de poel, die brandt van vuur en zwavel: dit is de tweede dood” Openbaring 21:7-8.

De christenen aan wie het boek Openbaringen werd geschreven, kenden reeds zware vervolging en de brief laat hen weten dat het nog erger zou gaan worden. Maar in de vorige les zagen we dat God de satan uiteindelijk overwon. Nu mogen zij die zouden gaan lijden om Jezus’ Naam, zien wat hen te wachten staat. Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde! Een nieuw Jeruzalem daalt neer uit de hemel, zoals een bruid voor haar man versierd is. Alles zal anders zijn, alles zal nieuw zijn! God zelf zal onder hen wonen en Hij zal de dood, rouw, geklaag en moeite wegdoen. God leeft met hen in het nieuwe Jeruzalem.

Deze dingen zullen er zijn na het grote en laatste oordeel, zoals ook Petrus beschrijft in 2 Petrus 3:7-13. De huidige hemel en aarde zullen er dan niet meer zijn (vgl Hebreeën 1:10-12). Het Jeruzalem van het Oude Testament is in dat opzicht een beeld van het hemelse Jeruzalem waarvan christenen burgers zijn (vgl Hebreeën 12:22-24; Fillippenzen 3:20; Galaten 4:25-26). Christenen hebben immers geen blijvende stad op aarde, maar zoeken de toekomstige (Hebreeën 13:14). Een stad waar dood en rouw geen plaats meer hebben (1 Korintiërs 15:26). Deze beloften zijn voor ons weggelegd in de hemelen (1 Petrus 1:4) en Gods beloften zijn betrouwbaar.

Zij die overwinnen zullen deze erfenis om niet ontvangen. De overwinnaars zijn zij die door het geloof hebben geleefd in onderwerping aan Gods wil (Hebreeën 10:37-39). Daartegenover staan zij die zich hebben ingelaten met tegen God ingaande werken, zij zullen de tweede dood ondergaan.

Het nieuwe Jeruzalem (21:9-27)

En er kwam een van de zeven engelen met de zeven schalen, die vol waren van de laatste zeven plagen, en hij sprak met mij, zeggende: Kom hier, ik zal u tonen de bruid, de vrouw des Lams.  En hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg, en hij toonde mij de heilige stad, Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God.

Eén van de zeven engelen met de zeven schalen liet hem de bruid, de vrouw van het Lam, zien. Johannes werd weggevoerd in een visioen op een grote berg en zag het hemelse Jeruzalem nederdalen uit de hemel (Openbaring 1:10).

En zij had de heerlijkheid Gods, en haar glans geleek op een zeer kostbaar gesteente, als de kristalheldere diamant. En zij had een grote en hoge muur en zij had twaalf poorten en op de poorten twaalf engelen, en namen op de poorten geschreven, welke zijn die van de twaalf stammen der kinderen Israels. Naar het oosten waren drie poorten en naar het noorden drie poorten en naar het zuiden drie poorten en naar het westen drie poorten. En de muur der stad had twaalf fundamenten en daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen des Lams.  

Het nieuwe Jeruzalem wordt omschreven, zij heeft Gods heerlijkheid. Daarom komen de mooiste voor ons bekende gesteenten erin voor. Op de poorten staan de twaalf stammen van Israel en op de muur met haar twaalf fundamenten staan de namen van de twaalf apostelen. Zowel de oud- als de nieuwtestamentische gelovigen zullen deel hebben aan het nieuwe Jeruzalem (Hebreeën 9:15). Abraham verwachtte een stad met fundamenten waarvan God de bouwmeester is. Daarom was hij vertrokken naar een plaats die hij ter erfenis zou ontvangen. Hij vertrok zonder te weten waar hij zou komen (Hebreeën 11:10-11). De aartsvaders  erkenden dat zij vreemdelingen en bijwoners op aarde waren, zij verlangden naar een hemels vaderland. Als zij gedachtig waren aan het vaderland dat zij verlaten hadden, dan zouden zij kunnen zijn teruggekeerd. (Hebreeën 11:13-16). Hoewel het aardse Jeruzalem in het land Israël op de eerste plaats een vervulling was van de beloften gedaan aan Abraham (Genesis 12:1-3), zien we dat dit een schaduw was van het hemelse Jeruzalem (Galaten 4:25-26).

En hij, die met mij sprak, had een gouden meetstok, om de stad op te meten, en haar poorten en haar muur.  En de stad lag in het vierkant en haar lengte was even groot als haar breedte; en hij mat de stad met de stok: twaalfduizend stadiën; haar lengte en haar breedte en haar hoogte waren gelijk. En hij mat haar muur op: honderd vierenveertig el, mensenmaat, die engelenmaat is. En de bouwstof van haar muur was diamant; en de stad was zuiver goud, gelijk zuiver glas. En de fundamenten van de muur der stad waren met allerlei edelgesteente versierd. Het eerste fundament was diamant, het tweede lazuursteen, het derde robijn, het vierde smaragd, het vijfde sardonyx, het zesde sardius, het zevende topaas, het achtste beril, het negende chrysoliet, het tiende chrysopraas, het elfde saffier, het twaalfde amethist. En de twaalf poorten waren twaalf paarlen: iedere poort afzonderlijk was uit een parel; en de straat der stad was zuiver goud, gelijk doorschijnend glas.

De engel had een gouden meetstok om de stad met haar poorten en muur op te meten. Twaalfduizend stadiën is ongeveer 2400 km (1 stadion is ongeveer 185m). Honderdvierenveertig el is ongeveer 72m (1 el is ongeveer 50 cm). De muur was van diamant gemaakt en de stad van zuiver goud. Als de hemel werkelijk bestaat uit deze materialen is niet duidelijk, maar een feit is dat de mens zich goed kan identificeren met deze waardevolle en prachtige gesteenten. Het beeld dat gegeven wordt is dat de hemel een wonderbaarlijk mooie plaats is, te wonderlijk voor onze ogen (vgl 1 Johannes 3:2). Dat verbaast ons natuurlijk niet wanneer we bedenken welk een wonderbaarlijk universum heeft geschapen voor de prachtige aarde waarop wij leven.

En een tempel zag ik in haar niet, want de Here God, de Almachtige, is haar tempel, en het Lam.  En de stad heeft de zon en de maan niet van node, dat die haar beschijnen, want de heerlijkheid Gods verlicht haar en haar lamp is het Lam.  En de volken zullen bij haar licht wandelen en de koningen der aarde brengen hun heerlijkheid in haar;  en haar poorten zullen nooit gesloten worden des daags, want daar zal geen nacht zijn; en de heerlijkheid en de eer der volken zullen in haar gebracht worden. “En in haar zal niets onreins binnenkomen, en niemand, die gruwel en leugen doet, maar alleen zij, die geschreven zijn in het boek des levens van het Lam” Openbaring 21:27.

In het Oude Testament openbaarde God zich eerst in de tabernakel (Handelingen 7:44; Hebreeën 9:1-8), daarna in de tempel in Jeruzalem. In het Nieuwe Testament is de gemeente, dit zijn de christenen, Gods tempel. God woont in ons (1 Korintiërs 3:16; Efeziërs 2:21-22).  In het Nieuwe Jeruzalem zijn God en het Lam de tempel. Wij wonen in God. De stad heeft de zon en de maan niet nodig omdat Gods heerlijkheid haar verlicht. De volken wandelen bij haar licht en de koningen van de aarde brengen hun heerlijkheid in haar. Dat zijn zij die verlost zijn door het bloed van Jezus (vgl Openbaring 5:9-10; 7:9).

Gods licht en heiligheid hebben alle duisternis verdreven. Ongelovigen zullen er niet zijn gezien zij boeten met een eeuwig verderf, ver van het aangezicht des Heren (2 Tessalonissenzen 1:7-10).




Vorige